FLUXUS G831
9.1.1
Selectie van de sensoren
Opmerking!
De sensoren moeten worden gekozen afhankelijk van de toepassingsparameters, zie technische specificatie.
Parameters\Clamp-on sensor CDP2E52
• De sensor (in dit geval: CDP2E52) die op de transmitter is aangesloten, verschijnt in beeld.
• Druk op ENTER.
Deze weergave verschijnt alleen, als de SENSPROM op de transmitter is aangesloten.
Parameters\Aangesl. sensor
De parameters kunnen ook worden ingevoerd zonder aangesloten sensoren en SENSPROM.
• Kies het lijst-item Aangesl. sensor.
• Druk op ENTER.
Als er geen sensoren en geen SENSPROM op de transmitter zijn aangesloten, dan verschijnt de weergave Sensor
niet gevonden.
• Druk op ENTER.
Parameters\Sensor kiezen
• Kies het lijst-item Sensor kiezen om standaardsensoren te gebruiken die opgeslagen zijn in de transmitter.
• Kies de sensor.
• Druk op ENTER.
Deze weergave verschijnt niet, als sensoren en de SENSPROM op de transmitter zijn aangesloten.
Opmerking!
Als er een standaardsensor wordt gekozen, dan wordt er geen rekening gehouden met kalibratiecijfers die specifiek
zijn voor een bepaalde sensor. Er moet rekening worden gehouden met een hogere onnauwkeurigheid.
9.1.2
De buisparameters invoeren
Buisbuitendiameter
Parameters\Buitendiameter
• Toets de buisbuitendiameter in.
• Druk op ENTER.
Het is mogelijk om in plaats van de buisbuitendiameter de buisomtrek in te toetsen.
Buisomtrek
Parameters\Buisomtrek
• Activeer het invoeren van de buisomtrek in het menupunt Speciale functies\Dialogen/menu's\Buisomtrek.
• Toets in het menupunt Buitendiameter de waarde 0 (nul) in. Het menupunt Buisomtrek verschijnt in beeld.
• Toets de buisomtrek in.
• Druk op ENTER.
Als de buisbuitendiameter ingetoetst moet worden, dan de toets de waarde 0 (nul) in. Het menupunt Buitendiameter
verschijnt in beeld.
UMFLUXUS_G831V1-3NL, 2022-11-01
9 Meting
9.1 Parameterinvoer
115