VERZORGING VAN HET VOERTUIG
Dagelijkse controles
Controleer de werking van:
– Exterieurverlichting.
– Claxon.
– Richtingaanwijzers.
– Ruitenwissers.
– Ruitensproeiers.
– Veiligheidsgordels.
– Remsysteem, inclusief parkeerrem.
– Parkeerhulpsystemen
Controleer ook het volgende:
– Waarschuwingslampjes of waarschu-
wingsberichten op het instrumenten-
paneel.
– Vloeistofplekken onder het voertuig
die kunnen wijzen op een lek,
(waterdruppels van condensatie op
de airconditioning zijn normaal).
– De buitenkant van de auto en
verwijder onmiddellijk alle bijtende
stoffen om schade aan de lak te
voorkomen (zie pag. 262).
218
Regelmatige controles
We raden aan om het volgende regel-
matig te controleren en zo nodig bij te
vullen of af te stellen:
– Motorolie
– Koelvloeistofpeil.
– Remvloeistofpeil.
– Ruitenwisservloeistofpeil.
– Park Assistance System-sensoren en
camera voor vuil, sneeuw of ijs.
Controleer ook het volgende:
– Bandenspanning en -toestand.
– Werking van de airconditioning.
– Ruitenwissers.
Winterse of modderige
omstandigheden
Controleer of er zich niet te veel
sneeuw of modder heeft opgehoopt op
wielvelgen, zichtbare remonderdelen,
binnenschermen van de wielkasten en
luchtroosters.
LET OP: Grote sneeuw- of mod-
derophopingen in deze gebieden
kunnen de functionaliteit van het
voertuig verminderen.
N
OPMERKING:
Controleer deze
items vaker als u veel kilometers
maakt of het voertuig onder zware
bedrijfsomstandigheden gebruikt.