VOORRUIT, RAMEN, SPIEGELS EN ZONNEKLEPPEN
Ruitenwissers/-sproeiers
Ruitenwissers
Voor de bediening zet u de hendel aan
de rechterkant van het stuurwiel in de
gewenste stand.
Ruitenwissers uit.
Eén keer wissen: Druk de hendel
vanuit de 0-stand naar beneden
en laat deze dan los. De ruiten-
wisser veegt eenmaal met lage
snelheid over de voorruit. Houd
de hendel naar beneden voor
verdere langzame veegbewegin-
gen, totdat u de hendel loslaat.
LET OP: Controleer voordat u de
ruitenwisser gebruikt of het blad
niet bevroren is en of sneeuw of ijs
van de voorruit is geschraapt.
152
Wissen met interval
AUT Stel het wisinterval in door aan
de ring aan het uiteinde van de
hendel te draaien. Draai naar bo-
ven om het wisinterval te vergro-
ten en naar beneden om het in-
terval te verkleinen.
LET OP: Controleer regelmatig de
toestand van het wisserblad. Met
een versleten of beschadigd rubber
kan de voorruit niet goed gereinigd
worden.
Continu wissen
De ruitenwissers werken continu
op normale snelheid.
De ruitenwissers werken continu
op hoge snelheid.