NL
FLITSMODI
AUTOMATIC (A)
▸
Flitsapparaat inschakelen
▸
Geschikte modus voor TTL-gebruik instellen
▸
Vóór iedere flits-opname ontspanner aantikken en de belichtingsmeting
inschakelen
• De weergave in de zoeker moet zijn overgeschakeld naar de
sluitertijd of de lichtschaal.
• Als dit door te snel en in één keer volledig indrukken van de
ontspanner wordt verzuimd, zal het flitsapparaat eventueel niet
worden geactiveerd.
▸
Gewenste belichtingsmodus respectievelijk de gewenste sluitertijd en /
of diafragma instellen
• Let daarbij op de kortste flitssynchronisatie-tijd, omdat deze bepaalt
of er een 'normale' opnameflits of een HSS-flits wordt afgegeven.
FLITSEN MET DE BELICHTINGSAUTOMAAT VAN HET FLITSAPPARAAT
Bij gebruik van flitsapparaten die systeemcompatibel zijn met de
belichtingsautomaat, wordt de door het onderwerp gereflecteerde
hoeveelheid licht niet door de camera, maar door een in het flitsapparaat
geïntegreerde sensor gemeten en geëvalueerd. De belichtingsmodi van de
camera verlopen in principe op dezelfde wijze als zonder flits: Als de
waarde bij
of
lager is dan de flitssynchronisatie-tijd respectievelijk bij
P
P
A
A
of
een kortere dan de synchronisatietijd wordt ingesteld, wordt de flits
M
M
niet geactiveerd.
De modi produceren met behulp van het omgevingslicht reeds een
normaal belichte opname, en daarom moet het flitsvermogen worden
verminderd, dat wil zeggen: een flitsbelichtingscorrectie van bijvoorbeeld
-1 EV tot -2 EV worden ingesteld.
Bij systeemcompatibele flitsapparaten wordt de op het objectief
ingestelde diafragma overgedragen aan het flitsapparaat, en automatisch
als computerdiafragma tot basis gemaakt. Voor de meting wordt rekening
gehouden met de op de camera ingestelde gevoeligheid, maar ook met
eventueel ingestelde belichtingscorrecties voor het omgevingslicht
(camera) en flits (flitsapparaat).
HSS (HIGH SPEED SYNC.)
Automatische flitsinschakeling met korte sluitertijden
De door de camera geregelde, volautomatische lineaire flitsmodus staat
bij de Leica S3 met systeemcompatibele flitsapparaten (zie pagina 47),
met alle sluitertijden en bij alle belichtingsmodi van de camera ter
beschikking. Hij wordt automatisch geactiveerd door de camera, als de
geselecteerde of berekende sluitertijd korter is dan de synchronisatietijd
(≤ 1⁄125 s bij gleufsluiting).
48
FLITSREGELING
FLITSBEREIK
(De synchronisatietijd / het synchronisatietijd-bereik kiezen)
Met de Leica S3 kunt u de bij de flitsmodus in combinatie met de
belichtingsmodi programma- en tijdautomaat gebruikte sluitertijd
nauwkeurig aanpassen aan de voorwaarden voor het betreffende object,
respectievelijk aan uw wensen met betrekking tot beeldvorming. Daartoe
kunt u kiezen uit een automatische en meerdere handmatige instellingen.
▸
kiezen
CAMERA
CAMERA
▸
In het hoofdmenu,
kiezen
Max. Flash Sync. Time
Max. Flash Sync. Time
▸
In het submenu hetzij één van de drie automatische, brandpuntsaf-
stand-gerelateerde instellingen (
,
1/f
1/f
1/(2f)
1/(2f)
sluitertijd kiezen.
Aanwijzing
De instelling
leidt tot de langste sluitertijden volgens de vuistregel voor
1/f
1/f
stabiele opnamen uit de hand, bijvoorbeeld 1⁄60 s met de Summarit-S
1:2.5/70 ASPH. De overeenkomstige sluitertijden met
zouden in het voorbeeld 1⁄125 s en 1⁄250 s zijn.
SYNCHTRONISATIE-TIJDSTIP
Met de Leica S3 kunt u kiezen uit het flits-synchronisatietijdstip aan het
begin van de belichting en de synchronisatie aan het einde van de
T
T
belichting.
De functie is beschikbaar met alle, ook met niet-systeemcompatibele
flitsapparaten, onafhankelijk van het feit of ze in de flitsschoen zijn
geplaatst of via een kabel zijn aangesloten, maar ook bij alle camera- en
flitsapparaatinstellingen. De weergaven zijn in beide gevallen gelijk.
▸
kiezen
SETUP
SETUP
▸
In het hoofdmenu,
kiezen
Flash Sync. Mode
Flash Sync. Mode
▸
Gewenste variant instellen
FLITSSYNCHRONISATIETIJD
De flitssynchronisatietijd van de Leica S3 bedraagt bij traditionele
flitstechniek (dat wil zeggen: met de camera-eigen gleufsluiting) 1⁄125 s.
Als de centrale sluiter gerelateerd aan de uitgeruste objectieven wordt
geplaatst, zijn zelfs alle sluitertijden tot 1⁄1000 s beschikbaar.
Met systeemcompatibele, voor HSS geschikte flitsapparaten kunnen ook
alle kortere sluitertijden worden gebruikt.
Aanwijzingen
• Met name studio-flitsinstallaties hebben vaak lichttijden die wezenlijk
langer zijn dan de genoemde synchronisatietijden. Om de hoeveelheid
licht van deze flitsapparaten volledig te kunnen gebruiken, worden
langere tijden aanbevolen.
• Bij alle sluitertijden tot aan de synchronisatietijd 1⁄125 s brandt in de
,
) of de gewenste langste
1/(4f)
1/(4f)
zoeker
, als indicatie dat met deze tijden gangbaar flitsgebruik
X
X
mogelijk is.
• Als het sluitertijd-instelwiel is ingesteld, worden vanwege de dan
vastgelegde sluitertijden de gegeven belichtingsmodi van
keld naar
T
T
en
wordt gegeven, worden de oorspronkelijke modi opnieuw ingesteld.
1/(2f)
1/(2f)
1/(4f)
1/(4f)
• Als een voor HSS geschikt Leica systeemflitsapparaat wordt gebruikt
en op de camera kortere sluitertijden worden ingesteld (≤ 1⁄125 s met
gleufsluiting en ≤ 1⁄1000 s met centrale sluiter), schakelt het flitsappa-
raat automatisch over naar de HSS-modus.
P
P
respectievelijk van
naar
. Zodra weer een sluitertijd
A
A
M
M
overgescha-