Favoriete instellingen opslaan ( Toewijzen aan aangepaste modus)
Aangepaste instellingen bewerken
De huidige camera-instellingen kunnen in drie Aangepaste modi (C1 tot C3) worden
opgeslagen. Draai de menuregelaar naar C1, C2 of C3 of gebruik [Oproepen uit
aangepaste modus] als u de opgeslagen instellingen wilt oproepen.
1
Pas de instellingen aan om ze op te slaan.
• De functieknop op andere standen dan de modi iAUTO (A), ART of fi lm (n)
instellen.
2
Selecteer [Resetten/aangep. modi] in W Opnamemenu 1 en druk op de
knop Q.
3
Selecteer [Toewijzen aan aangep. mod.] en druk op I.
4
Selecteer de gewenste bestemming ([Aangepaste modus C1] tot
[Aangepaste modus C3]) en druk op de knop Q.
5
Selecteer [Instelling] en druk op de knop Q.
• Wanneer u [Instellen] selecteert, worden de huidige instellingen opgeslagen waarbij
de opgeslagen instellingen worden overschreven.
• Selecteer [Resetten] om het vastleggen te annuleren.
• Instellingen die kunnen worden toegevoegd aan de Aangepaste modi g "Menulijst"
(Blz. 174)
• De instellingen worden vooraf ingesteld voor elke Aangepaste Modus. Als u [Resetten] >
[Full] selecteert terwijl u de camera reset, worden alle vooraf ingestelde instellingen voor
elke Aangepaste modus hersteld. Zie "Standaardopties voor Aangepaste modus" (Blz. 186).
Aangepaste instellingen oproepen
Opgeslagen instellingen voor functieknop C1, C2 of C3 kunnen worden opgeroepen.
1
Selecteer [Resetten/aangep. modi] in W Opnamemenu 1 en druk op de
knop Q.
2
Selecteer [Opr. vanuit aangep. mod.] en druk op I.
3
Selecteer [Aangepaste modus C1] tot [Aangepaste modus C3] en druk op de
knop Q.
4
Selecteer [Ja] en druk op de knop Q.
• De opnamemodus wordt niet toegepast als de functieknop is ingesteld op P, A, S of M.
4
NL
89