Volg onderstaande stappen om de functie van een knop te wijzigen.
1
Druk op de knop Q om het LV
superbedieningspaneel weer te geven.
2
Gebruik FGHI om [K Knopfuncties]
of [n Knopfuncties] te selecteren en druk
vervolgens op de knop Q.
• [K Knopfuncties] van Aangepast menu (Blz. 119)
wordt weergegeven in foto-opnamemodus, en
[n Knopfuncties] van[n Knop/Schakelaar/Hendel]
(Blz. 103) wordt weergegeven in fi lmopnamemodus.
3
Selecteer met de achterste regelaar een knop.
4
Draai de voorste regelaar om te schakelen naar
het instellingenscherm en gebruik vervolgens de
achterste regelaar om een optie te kiezen. Druk
daarna op de knop Q.
• De beschikbare opties zijn afhankelijk van de specifi eke knop.
AF stop
t (AEL/AFL)
REC R
z (Voorbeeld)
k (One-touch witbalans)
N (AF-gebied select.)
N p (N Home)
MF
RAW K
Druk op de knop om de autofocus te stoppen.
Druk op de knop om de AE- of de AF-vergrendeling te
gebruiken. De functie verandert volgens de [AEL/AFL]
(Blz. 130) instelling. Als AEL is geselecteerd, drukt u een keer
op de knop om de belichting te vergrendelen en u op de
monitor weer te geven. Druk nogmaals op de knop om het
vergrendelen te annuleren.
Druk op de knop om een fi lm op te nemen.
Het diafragma wordt verlaagd naar de geselecteerde
waarde terwijl de knop wordt ingedrukt.
Als [Aan] is geselecteerd voor [Vergr. z] in [Instellingen
z] van Aangepast menu (Blz. 122), behoudt het diafragma de
geselecteerde waarde zelfs wanneer u de knop loslaat.
Druk op de ontspanknop terwijl de knop is ingedrukt om de
witbalanswaarde te verkrijgen (Blz. 43).
Druk op de knop om het AF-doel te selecteren (Blz. 39, 40).
Druk op de knop om de AF-kaderpositie te selecteren
die is opgeslagen met [N Voorinstelling] (Blz. 118).
Druk nogmaals op de knop om terug te keren naar de
originele positie. Als de camera wordt uitgeschakeld
wanneer de startpositie is geselecteerd, wordt de
AF-kaderpositie gereset, die is ingesteld voor het
selecteren van de startpositie.
Druk op de knop om de modus [MF] te selecteren. Druk
nogmaals op de knop om de voordien geselecteerde AF-stand
te herstellen. U kunt schakelen naar de scherpstelmodus door
aan de regelaar te draaien terwijl u de knop indrukt.
Druk op de knop om te schakelen tussen de
beeldkwaliteitmodi JPEG en RAW+JPEG image quality
modes. U kunt schakelen tussen de beeldkwaliteitmodi
door aan de regelaar te draaien terwijl u op de knop drukt.
Knopfuncties
Natuurlijk
Normaal
Knopfuncties
2
NL
69