Onderwerp te donker of te helder
Als de camera geen optimale belichting kan bereiken, gaat het display voor sluitertijd
knipperen.
Weergave
Lange sluitertijd
2
60" F5.6
60"
Korte sluitertijd
8000
8000 F5.6
• Wanneer u een vast ingestelde [ISO]-waarde gebruikt, moet u de waarde veranderen.
g "ISO-gevoeligheid aanpassen (ISO)" (Blz. 70, 80)
Instellingen aanpassen in modus A
Gebruik de voorste en achterste draaiknoppen om de
volgende instellingen aan te passen.
Voorste regelaar: belichtingscorrectie (Blz. 64)
Achterste regelaar: diafragma
• De belichtingscompensatie kan ook worden ingesteld met
de knop F. Druk op de knop F en draai aan de voorste of
achterste draaiknop.
%
• U kunt kiezen welke functies door de voorste en achterste regelaar worden uitgevoerd.
g [K Functieregelaar] (Blz. 166)
• U kunt het Fn-hendeltje gebruiken om de rollen van de voorste en de achterste
regelaar te wisselen. Het hendeltje kan ook aan andere rollen worden toegewezen.
g [K Fn-schakelrfunctie] (Blz. 183)
• U kunt kiezen of het display de effecten van de belichtingsinstelling weergeeft, of dat
het display een constante helderheid handhaaft. Bij standaardinstellingen zijn de effecten
van belichtingscompensatie zichtbaar in het display. g [LV versterk.] (Blz. 169)
• U kunt het diafragma verlagen naar de geselecteerde waarde en de scherptediepte in een
voorbeeld weergeven g [K Knopfuncties] (Blz. 108)
40 NL
Onderbelichting.
F5.6
• Kies een lagere diafragmawaarde.
Overbelichting.
• Kies een hogere diafragmawaarde.
• Als het onderwerp nog steeds overbelicht is bij hogere
waarden, zijn de grenzen van het meetsysteem van de
camera overschreden. Gebruik een ND-filter (Neutral Density)
F5.6
van een derde partij om de hoeveelheid licht die de camera
binnenkomt, te verminderen.
• Maak foto's in de stille modus. g "Opnemen zonder
sluitergeluid (Stil s)" (Blz. 74)
Probleem/oplossing