Combinaties van JPEG-beeldgrootten
en compressieverhoudingen
MENU
G
U kunt de beeldkwaliteit voor JPEG instellen door beeldgrootte en compressiefactor te
combineren.
Beeldgrootte
Naam
Y (groot)
4
X
(middel)
(klein)
W
* Standaard
Lensgegevens opslaan
MENU
G
De camera kan gegevens opslaan voor tot wel 10 lenzen die niet voldoen aan de
normen voor Micro Four Thirds- of Four Thirds-lenzen. Deze gegevens leveren ook
de brandpuntstafstand, die wordt gebruikt voor de functies voor beeldstabilisatie en
trapeziumcorrectie.
1
Selecteer [Lensinformatie maken] voor [Instellingen lensinfo] in het aangepast
menu Y.
2
Selecteer [Lensnaam] en voer de naam van de lens in. Markeer [END] na het
invoeren van een naam en druk op de knop Q.
3
Gebruik FGHI om de [Brandp.afst.] te kiezen.
4
Gebruik FGHI om de [Diafragmawaarde] te kiezen.
5
Selecteer [Instellen] en druk op de knop Q.
• De lens wordt toegevoegd aan het lensinformatiemenu.
• Wanneer een lens wordt bevestigd die de camera niet automatisch van informatie
voorziet, wordt de gebruikte informatie aangeduid met v. Markeer de lens met het
pictogram v en druk op de knop Q.
%
• [Instellingen lensinfo] kan worden toegewezen aan een knop. Deze knop kan vervolgens
worden gebruikt om gegevens over een lens te openen, bijvoorbeeld als er lenzen zijn
gewisseld. g [Knopfuncties] (Blz. 107)
198 NL
[K-instelling]
X
SF
Aantal pixels
(Superfijn)
5184×3888*
YSF*
3200×2400*
XSF
1920×1440
1280×960
WSF
1024×768
[Instellingen lensinfo]
Y
Compressiefactor
F
(Fijn)
(Normaal)
YF*
YN*
XF
XN*
WF
WN
(K-instelling)
Toepassing
N
Afhankelijk van
het gewenste
printformaat
Voor kleine
afdrukken en
gebruik op websites
(Instellingen lensinfo)