Functie
De digitale niveaumeter weergeven. De weergave van de
belichtingsbalk in de zoeker werkt als een niveaumeter. Druk
V Niv.weerg.
nogmaals om te sluiten. Deze optie is van toepassing wanneer
[Stijl 1] of [Stijl 2] is geselecteerd voor [Stijl voor zoeker] (Blz. 199)
in G Aangepast menu a.
Wisselen tussen fotografie met viewfinder en live view. Als [Uit]
u Weergavese-
is geselecteerd voor [EVF autom. schakelen] (Blz. 175), wisselt
de weergave tussen de viewfinder en het scherm. Houd het
lectie
bedieningselement ingedrukt om de opties voor [EVF autom.
(weergaveselectie)
schakelen] weer te geven.
[S-OVF] inschakelen (Blz. 175). Druk éénmaal in om OVF-simulatie
aan te zetten. Druk nogmaals om uit te zetten.
S-OVF (n)
• Deze functie is alleen beschikbaar voor [K Knopfuncties].
De AF-beperker inschakelen (Blz. 165). Druk éénmaal om
[AF-beperker] in te schakelen. Druk nogmaals om uit te schakelen.
AF-beperker
Houd de knop ingedrukt en draai aan de voorste of achterste
regelaar om te kiezen uit drie opgeslagen instellingen.
• Deze functie is alleen beschikbaar voor [K Knopfuncties].
Wisselen tussen [K AF-modus] > [MF vooraf inst.] in- of
uitschakelen (Blz. 80). Druk het bedieningselement eenmaal in
om MF vooraf instellen in te schakelen en nogmaals om de vorige
MF vooraf inst.
scherpstelmodus terug te zetten. U kunt de [K AF-modus] eventueel
(Pre-MF)
ook kiezen door het bedieningselement ingedrukt te houden en
een regelaar te draaien. Het kiezen van de scherpstelmodus met
aangepaste bedieningselementen is niet beschikbaar als u [modus2]
hebt gekozen bij [K Fn-schakelrfunctie] (Blz. 166).
Instellingen
Eerder opgeslagen lensdata oproepen (Blz. 198). Roep opgeslagen
lensinfo (sLens)
gegevens voor de huidige lens op, nadat u lenzen hebt gewisseld.
[Beeldstabilisatie] in- of uitschakelen (Blz. 86). Druk eenmaal om
[Uit] te selecteren en nogmaals om beeldstabilisatie in te schakelen.
IS Mode
Houd het bedieningselement ingedrukt en draai aan de voorste of
achterste regelaar om naar de opties voor [Beeldstabilisatie] te gaan.
Instellingen aanpassen voor [Flikkeringdetectie] (Blz. 149,
196). Druk het bedieningselement in om [Aan] te selecteren.
U kunt de sluitertijd aanpassen voor de beste resultaten terwijl u
Flikkeringdetectie
de kleurenbanden in het display bekijkt. Druk nogmaals op het
(P)
bedieningselement om opname-informatie weer te geven en naar
andere instellingen te gaan. Houd het bedieningselement ingedrukt
om [Uit] te selecteren voor [Flikkeringdetectie].
Pas de flitsinstellingen aan (Blz. 95). Druk éénmaal om de
flitsopties weer te geven en nogmaals om de gemarkeerde optie te
selecteren en te sluiten. Gebruik de voorste en achterste regelaar of
Flitsmodus (#)
HI op de pendelknop om instellingen te markeren.
• Deze functie kan uitsluitend worden toegewezen aan de knoppen
• Deze functie is alleen beschikbaar voor [K Knopfuncties].
I en G. U moet eerst [Functie d] instellen op [Directe functie].
Functie
2
NL
111