II
52
BOORDCOMPUTER
Kiezen van de af te leggen af-
stand met de boordcomputer:
- Druk op A.
- Kies met B de icoon van de
boordcomputer en bevestig uw
keuze door op C te drukken.
- Kies invoeren afstand met B en
bevestig uw keuze door op C te
drukken.
- Kies voor het instellen van de
af-stand het cijfer, dat u wijzigt
met behulp van B. Bevestig uw
keuze door op C te drukken.
- Stel met B de waarde in en
bevestig uw keuze door op C te
drukken.
- Druk op «OK» op het display.
Toegang tot het waarschuwin-
genjournaal van de
boordcomputer:
- druk op A.
- kies met B de icoon van de
boordcomputer en bevestig uw
keuze door te drukken op C.
- kies het waarschuwingenjour-
naal.
- wanneer de lijst verschijnt, kunt
u deze doorlopen met B.
- druk op D om terug te keren
naar de permanente weergave.
Voor toegang tot de staat van
de functies gaat u op dezelfde
wijze te werk.
M U L T I F U N C T I O N E E L D I S P L A Y
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
en CONFIGUREREN
Aan/uitzetten van de
automatische werking
van de achterruitenwisser
bij schakelen in de
achteruitversnelling:
- Druk op A.
- Kies met behulp van B de icoon
«Persoonlijke instellingen-Confi-
guraties» en bevestig uw keuze
door op C te drukken.
- Kies
instellingen van de auto. Bevestig
uw keuze door te drukken op C.
- Kies
parkeerhulp. Bevestig uw keuze
door te drukken op C.
- Vink door te drukken op C de
achterruitenwisser
om deze te activeren c.q. uit te
schakelen.
- Druk op «OK» op het display.
Voor het aan-of uitzetten van
de follow-me-home verlichting:
- Druk op A.
D i s p l a y C
A
C
B
E
D
het
submenu
voor
met
B
de
functie
aan
of
- Selecteer
met
«Persoonlijke instellingen-Confi-
guratie» en bevestig uw keuze
door te drukken op C.
- Kies vervolgens het submenu
voor
de
instellingen
auto. Bevestig uw keuze door te
drukken op C.
- Kies met B de verlichting en de
signalering. Bevestig uw keuze
door te drukken op C.
- Vink door te drukken op C de fol-
low-me-home verlichting aan of
uit om deze te activeren c.q. uit
te schakelen. Kies na activering
de duur: druk op C en kies met B
de duur en druk op C.
- Bevestig
door
drukken op het display.
Activeren/uitschakelen van de
meedraaiende koplampen:
- Druk op A.
de
- Selecteer
met
«Persoonlijke instellingen-Confi-
guraties» en bevestig uw keuze
door op C te drukken.
- Kies vervolgens het submenu
voor de instellingen van de auto
en bevestig uw keuze door op C
te drukken.
uit
- Kies met B de rijhulp en bevestig
uw keuze door op C te drukken.
- Vink door te drukken op C de
meedraaiende koplampen aan
of uit om deze te activeren c.q.
uit te schakelen.
- Druk op «OK» op het display.
II
B
de
icoon
van
de
op
«OK»
te
B
de
icoon