H A N D B E D I E N D E A I R C O N D I T I O N I N G
Bedieningspaneel
1 - Instellen van de luchtverdeling
Ontwaseming - Ontdooiing
Luchtstroom naar de voorruit en de
voorportierruiten.
Luchtstroom naar de voeten, de voorruit
en de portierruiten.
Luchtstroom naar de voeten bij de voor-
en achterzitplaatsen.
Luchtstroom recht van voren.
U kunt de verdeling van de aangejaagde lucht naar
wens wijzigen door de luchtverdeelknop 1 in een
tussenstand te plaatsen.
V E N T I L A T I E
2 - Interieurlucht
Recirculeren interieurlucht
Om deze functie aan- of uit te zetten, drukt
u op de bediening 2. Het lampje links van de
bediening gaat branden.
Met deze stand kunt u de aanvoer van buitenlucht
stoppen,
ruikende omgeving rijdt. Zet de ventilatie, zodra de
omstandigheden dit toelaten, weer in een normale
stand om het interieur te voorzien van verse lucht en
om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
3 - Regeling van de aanjagersnelheid
De aanjager werkt alleen bij draaiende motor. Voor
een comfortabele atmosfeer in het interieur is het
raadzaam deze bediening niet in de stand 0 te laten
staan, maar minimaal in stand 1.
4 - Regeling van de temperatuur van de
aanjagerlucht
5 - Ontdooien - ontwasemen achterruit
6 - Airconditioning
wanneer
u
door
een
29
I
onaangenaam
75