S
TORINGEN
C
W
ODE
AARSCHIJNLIJKE OORZAAK
F2
Bij modellen met waterverwarming:
Er is te veel verwarming.
Deze storing kan optreden als het regelventiel
niet goed werkt.
F3
Bij modellen met waterverwarming:
De CV-installatie wordt later ingeschakeld dan
het toestel.
nl
F3
Bij modellen met waterverwarming:
Er is te weinig verwarming.
Deze storing kan optreden:
• als er onvoldoende warm water wordt aange-
voerd;
• als het regelventiel niet goed werkt.
nl-66
C
OMFORT
W
AT TE DOEN
1. Schakel het luchtgordijn uit met het bedie-
ningspaneel, wacht één minuut en schakel het
weer in.
2. Controleer of de aansluitingen van de aan-
voer- en retourleiding niet onderling verwis-
seld zijn.
3. Alleen bij CA S/M: Controleer de LED op de
ventielaandrijving: deze moet gaan branden
als het toestel uit en in wordt geschakeld met
het bedieningspaneel.
4. Controleer de bedrading en connectors van
de ventielaandrijving (X230) en de uitblaas-
temperatuursensor (X350).
5. Neem de aandrijving van het ventiel en con-
troleer de binnenzijde op mechanische wer-
king en gebreken.
U kunt:
• de CV-installatie eerder inschakelen;
• de CV-installatie door het toestel laten inscha-
kelen: Stel functie
61a/b. Functie van uitgang 1/
2
in op
Verwarming aan
en verbind de betref-
fende uitgang met de CV-installatie.
• deze foutmelding uitschakelen: Stel functie
Foutweergave
in op Uitschakelen.
1. Controleer de CV-installatie:
• is deze ingeschakeld?
• is deze in staat om voldoende warm water
aan te voeren?
2. Controleer of de batterij slechts gedeeltelijk
warm wordt: in dat geval moet hij ontlucht
worden.
3. CA S/M: Controleer de LED op de ventiel-
aandrijving: deze moet gaan branden als er
een hogere of lagere verwarmingsstand wordt
ingesteld.
4. Controleer de bedrading en connectors van
de ventielaandrijving (X230) en de aanzuig-
temperatuursensor (X360).
5. Neem de aandrijving van het ventiel en con-
troleer de binnenzijde op mechanische wer-
king en gebreken.
-
LUCHTGORDIJN
72.