I
NSTALLATIE
nl
nl-28
van de centrale verwarmings- of koelingsinstallatie of
statusmeldingen aan een gebouwbeheerssysteem.
Let op:
c
De uitgangen zijn potentiaalvrije contacten (relais).
Ze mogen worden belast met maximaal 24 V en 1 A.
Mogelijkheden en werking
De mogelijkheden en de werking zijn afhankelijk van de ingang
of uitgang, en van de instellingen op het bedieningspaneel.
2.8.3 Het bedieningspaneel bevestigen en aansluiten
1. Leg de besturingskabel aan.
2. Indien de ingang voor externe regeling op het
bedieningspaneel wordt toegepast:
Leg de benodigde bekabeling aan. De aderdoorsnede van
de kabel mag niet groter zijn dan 0,75 mm.
3. Schuif het bedieningspaneel uit de wandhouder.
4. Sluit de besturingskabel aan op aansluiting X397 en (indien
toegepast) de kabel voor de externe regeling aan op aan-
sluiting X426 van de wandhouder.
5. Schroef de wandhouder op de elektriciteitsdoos of tegen
de muur.
Let op:
c
Plaats het bedieningspaneel pas terug in de wand-
houder als de voeding van alle aangesloten toestel-
len is ingeschakeld.
2.8.4 De bediening aansluiten op het toestel
De aansluitingen voor de bediening
de connectorplaat op de bovenzijde van het toestel. Beide
aansluitingen zijn gelijkwaardig. In één van beide aansluitingen
bevindt zich een afsluitplug.
1. Sluit de besturingskabel aan op de vrije aansluiting
Opmerking:
n
Verwijder de afsluitplug in de andere aansluiting niet,
anders kunnen er storingen optreden.
C
-
OMFORT
LUCHTGORDIJN
en
bevinden zich op
G
D
of
.
G
D