CA2 H
ANDLEIDING
82. Installatiehoogte
84. Temperatuur verwarming uit
86. IR-sensor
87. Draadloze sensoren
Handleiding versie 7.0 (22-04-2013)
Om de automatische regeling zo efficiënt en energiezuinig
mogelijk te gebruiken, is het noodzakelijk de installatiehoogte
van het luchtgordijn juist in te stellen.
Wanneer er voortdurend veel tocht door de deur ontstaat,
kunt u de waarde vergroten om de sterkte van het
luchtgordijn op te voeren.
De installatiehoogte is de afstand h tussen de vloer en de
onderzijde van het uitblaasrooster.
Als de buitentemperatuur boven dit punt komt, wordt de
verwarming van het luchtgordijn uitgeschakeld.
Een hogere waarde geeft meer comfort, een lagere waarde
bespaart energie.
Het toestel kan worden uitgerust met een IR-sensor in het
uitblaasrooster.
Deze sensor wordt gebruikt voor het vaststellen hoeveel
mensen het luchtgordijn passeren. Het resultaat kan worden
afgelezen op het statusscherm en in de logboekbestanden.
De IR-sensor kan ook worden gebruikt om het toestel
gedurende 30 minuten in te schakelen, steeds als beweging
wordt gedetecteerd, zodat het de plaats kan innemen van een
deurschakeling. Bij een keuze voor deze laatste mogelijkheid
wordt de ingang op het toestel voor deze functie
uitgeschakeld.
Er kunnen twee draadloze sensoren op het systeem worden
aangesloten. De draadloze buitensensor vervangt de bedrade
buitensensor.
De functie van de draadloze binnensensor is afhankelijk van de
sensor die is geselecteerd bij de functie
•
Als de sensor in het luchtgordijn is geselecteerd als binnen-
sensor voor de regeling, worden zowel de draadloze sen-
sor als de sensor in het luchtgordijn gebruikt bij het
berekenen van de sterkte van het luchtgordijn en de lucht-
temperatuur.
•
Als het bedieningspaneel is geselecteerd voor de regeling,
wordt de temperatuur van de draadloze binnensensor
gebruikt.
B
EDIENING
nl
51.
Binnensensor:
nl-53