Alarm deactiveren
–
Druk op de ontgrendelingstoets op de
transpondersleutel.
Geactiveerd alarm uitschakelen
–
Druk op de ontgrendelingstoets op de
transpondersleutel of steek de transpon-
dersleutel in het contactslot.
Overige alarmfuncties
Automatische herinschakeling van het
alarm
De functie voorkomt dat u de auto verlaat
zonder het alarm uit te schakelen.
Als u geen van de portieren noch de achter-
klep binnen twee minuten na uitschakeling
van het alarm opent wanneer de auto met de
transpondersleutel ontgrendeld (en het alarm
gedeactiveerd) werd, wordt het alarm auto-
matisch opnieuw ingeschakeld. De auto
wordt bovendien opnieuw vergrendeld.
Automatische activering van het alarm
In bepaalde landen wordt het alarmsysteem
na enige vertraging automatisch geactiveerd,
wanneer het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten maar daarna niet werd
vergrendeld.
Transpondersleutel defect
Als u het alarm niet kunt uitschakelen met de
transpondersleutel (als bijvoorbeeld de batte-
rij van de sleutel leeg is), kunt u de auto als
volgt ontgrendelen, het alarmsysteem deacti-
veren en de motor starten:
1. Open het linker voorportier met het
afneembare sleutelblad – zie pagina 55.
> Het alarmsysteem gaat af, de richting-
aanwijzers knipperen en de sirene
klinkt.
2. Steek de transpondersleutel in het con-
tactslot.
> Het alarm wordt uitgeschakeld.
Alarmsignalen
Bij alarm gebeurt het volgende:
02 Sloten en alarm
•
Er klinkt een sirene totdat u het alarm uit-
schakelt. Bij inactiviteit gaat de sirene na
30 seconden lang automatisch uit. De
sirene heeft zijn eigen accu en werkt vol-
ledig onafhankelijk van de startaccu in de
auto.
•
Alle richtingaanwijzers knipperen totdat u
het alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaan
ze na vijf minuten automatisch uit.
Beperkt alarmniveau
Om te voorkomen dat het alarmsysteem
onbedoeld afgaat als er bijvoorbeeld een
hond in een vergrendelde auto wordt achter-
gelaten of bij gebruik van een autotrein of een
veerverbinding, dienen de bewegingsmelder
en de niveausensoren tijdelijk te worden
gedeactiveerd.
De te volgen procedure is identiek aan die bij
tijdelijke uitschakeling van de Safelock-func-
tie, zie pagina 61.
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Alarm*
02
65