6 Installatie
6.11
Elektrische aansluitingen
6.11.1
Controle en voorbereiding van de elektrische installatie
Afb.62
6.11.2
Bedradingsschema en aanbevolen kabeldoorsneden
54
MIV-S V200 R32
Opgelet
Alleen een gekwalificeerde vakman is bevoegd om aan het
elektrische gedeelte van de installatie te werken.
1. Raadpleeg de vereisten van de geldende normen bij het selecteren
van kabels en installatie-automaten en het maken van elektrische
aansluitingen op het toestel.
Tab.32
Land
Frankrijk
België
2. Controleer de elektrische specificaties van de beschikbare
stroomvoorziening. De specificaties staan op de typeplaatjes van het
toestel.
3. Volg de instructies in de handleiding en de met het toestel
meegeleverde elektrische schema's.
4. Selecteer de kabels die voor de diverse aansluitingen worden
gebruikt. De kabeldoorsneden moeten:
voldoen aan de eisen van de installatie,
voldoen aan de geldende normen om de maximale stroomsterkte
van de buitenunit te weerstaan,
rekening houden met de afstand tussen de toestellen en het
elektrisch paneel,
rekening houden met het aardingssysteem.
5. Gebruik een aardlekschakelaar (RCD) die geschikt is voor
hoogfrequente stromen voor de stroomtoevoer naar de "inverter"
buitenunit.
MW-1002374-1
Tab.33
Voedingskabeltype
Eenfase
6. Voed het toestel via een circuit met een meerpolige schakelaar met
een openingsspleetafstand van meer dan 3 mm. De installatie moet
zijn voorzien van een hoofdschakelaar.
7. Schakel de stroomtoevoer altijd uit voordat er aansluitingen
uitgevoerd worden.
8. Controleer of de veiligheidsaarding compatibel is voordat er
elektrische aansluitingen worden uitgevoerd.
De kabeldoorsneden dienen als aanbeveling.
Geldende normen
Aardlekschakelaar
(ALS)
Type A (voldoende in
bepaalde gevallen) of
type B
Norm
NFC 15–100
RGEI
Hoofdelektrische voe
ding
230 V (+6%/-10%) 50
Hz
7777839 - v04 - 28032023