Fototips en -gegevens
Tips voordat u gaat fotograferen
De camera schakelt niet in, zelfs niet als een batterij geplaatst is
De batterij is niet volledig opgeladen
• Laad de batterij op met het laadapparaat.
De batterij werkt tijdelijk niet wegens een te lage temperatuur.
• Bij lage temperatuur nemen de prestaties van batterijen af waardoor de lading van de
batterij onvoldoende is om de camera in te schakelen. Verwijder de batterij en warm deze
op door deze een tijdje in uw zak te houden.
Er wordt geen opname gemaakt als de ontspanknop wordt ingedrukt.
De camera is automatisch uitgeschakeld
• Om de batterij te sparen als er niets bediend wordt, zelfs als de camera aan is (monitor is
aan), gaat de camera in de sluimerstand na een vastgestelde tijd en de camera werkt niet
meer. Als dit gebeurt, gaat het licht van de LCD-monitor uit. De camera gaat automatisch
uit als hij enkele uren niet bediend wordt. De camera werkt niet tot hij weer ingeschakeld
wordt. g "Sleep timer" (blz. 67)
De flitser wordt opgeladen.
• Als de flitser geactiveerd is en het # symbool op het fotofunctievenster of in de zoeker
knippert, betekent dit dat de flitser opgeladen wordt. Wacht tot het knipperen stopt en druk
dan op de ontspanknop.
Kan niet scherpstellen
• Als de AF-bevestiging in de zoeker knippert, betekent dit dat de camera niet kan
scherpstellen met AF. Druk de ontspanknop weer in.
Fototips
10
Scherpstellen op het object
Er zijn verschillende manieren om scherp te stellen, afhankelijk van het object.
AF-kader is niet op het onderwerp scherpgesteld
• Gebruik het scherpstelgeheugen om het AF-kader op het onderwerp scherp te stellen.
g "Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen)" (blz. 22)
Andere dingen dan het onderwerp worden op de respectievelijke AF-kaders
scherpgesteld.
• Zet P (AF-kader selecteren) op R en stel op het midden van het beeld scherp.
g "AF-kader selecteren" (blz. 36)
Het object beweegt snel
• Stel de camera scherp op een punt, dat zich op ongeveer dezelfde afstand bevindt als het
object dat u wilt fotograferen (door de ontspanknop half in te drukken), kader uw foto
opnieuw af en wacht totdat het object binnen het beeld verschijnt.
Haal uw onderwerp dichterbij met de macrolens
• Als u de macrolens gebruikt om het onderwerp dichterbij te halen, is het moeilijk om met
AF scherp te stellen als de vergrotingsfactor van het onderwerp groter is. Probeer de B-
modus van de live-view-functie te gebruiken Als AF automatisch in MF verandert,
controleert u het beeld in de LCD-monitor, draai aan de scherpstelring en stel handmatig
scherp. g "Live view (live bekijken)" (blz. 20)
86
NL