Gebruik van de ingebouwde flitser
Bij gebruik van een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 14 mm (vergelijkbaar met een
28 mm lens op een kleinbeeldcamera) kunnen bij het licht van de ingebouwde flitser de randen van
de foto donkerder worden (vignettering). Of dit effect inderdaad optreedt, hangt ook af van het
lenstype en de lichtomstandigheden (zoals de afstand tot het onderwerp).
1
Druk op de knop #UP om de flitser op te klappen.
g "Overzichtstekening van de camera" (blz. 4)
2
Druk de ontspanknop half in.
• Als # continu oplicht, is de flitser gebruiksklaar. Als dit
teken knippert, is de flitser bezig met opladen. Wacht
3
in dit geval tot het opladen is voltooid.
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
Lichtopbrengst van de flitser instellen
U kunt instellen hoe sterk het flitslicht moet zijn.
Bij sommige situtaties krijgt u betere resutaten als u de lichtopbrengst van de flitser aanpast, bijv.
bij het fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het
contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto's
levendiger worden.
MENU [X] [w]
Stel de correctiewaarde in met
• Deze functie werkt niet wanneer als flitserfunctie van de elektronenflitser MANUAL wordt ingesteld.
• Als de lichtopbrengst van de elektronenflitser wordt aangepast, wordt die gecombineerd met de op de
camera ingestelde lichtopbrengst.
• Als [w+F] in het menu op [ON] is gezet, wordt dit bij de belichtingscorrectie opgeteld.
Flash bracketing (flitssterkte variëren)
De camera maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht.
MENU [X] [FL BKT]
Stel dit in met
[OFF] / [3F 0,3EV] / [3F 0,7EV] / [3F 1,0EV]
• In het CUSTOM-menu kunt u de interval van van de
EV-stappen wijzigen.
g "EV-stap" (blz. 62)
• Als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera 3 opnamen, de eerste met de optimale
hoeveelheid licht, de tweede aangepast in negatieve zin (–) en de derde in positieve zin (+).
28
NL
p
Opmerkingen
.
p
Zoeker
.
Flitser stand-by-
teken