5. Onderhoud en verzorging
5. 1. Reinigingsintervallen
Ter bescherming van personen, milieu en materiaal bent u verplicht om de centrifuge en het toebehoren
regelmatig schoon te maken en indien nodig te ontsmetten.
5. 2. Basisprincipes
Warm water gebruiken met een neutraal schoonmaakmiddel, dat geschikt is voor de materialen. Bij
twijfel contact opnemen met de fabrikant van het schoonmaakmiddel.
Voor het schoonmaken altijd een zachte doek gebruiken.
Nooit bijtende schoonmaakmiddelen, zoals zeepoplossingen, fosforzuur, bleekwater of schuurpoeder
gebruiken.
De rotor verwijderen en de centrifugekamer schoonmaken met een beetje schoonmaakmiddel op een
schone doek.
Om hardnekkige resten te verwijderen een zachte borstel zonder metalen haren gebruiken.
Met gedestilleerd water naspoelen en resten met goed absorberende doeken verwijderen.
Alleen reinigings- en desinfecterende middelen met een pH-waarde van 6-8 gebruiken.
VOORZICHTIG
Niet goedgekeurde procédés of middelen kunnen de materialen van de
centrifuge aantasten en tot storingen leiden. Geen andere schoonmaak-
of ontsmettingsprocédés toepassen, dan die hier worden beschreven,
wanneer u niet zeker weet of deze geschikt zijn voor de materialen. Alleen
reinigingsmiddelen gebruiken die de materialen niet beschadigen. Bij twijfel
contact opnemen met de fabrikant van het schoonmaakmiddel. In geval
van twijfel neemt u contact op met de klantendienst van Thermo Fisher
Scientific.
5. 2. 1. Rotor en toebehoren controleren
Na rotors grondig te hebben schoongemaakt, dient u deze op schade, slijtage en corrosie te controleren.
Het maximale aantal cycli is op sommige rotors en bekers aangegeven en voor elk rotortype in de paragraaf
Technische specificaties van deze gebruiksaanwijzing vermeld
AANWIJZING Gebruik buiten deze beperking kan rotorfalen, verlies van monsters en beschadiging van de
centrifuge tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG
Geen rotor of toebehoor gebruiken met tekenen van beschadiging. U dient
zich ervan te vergewissen dat rotor, beker en accessoires het verwachte
aantal cycli niet hebben overschreden. Om veiligheid te waarborgen wordt
het aanbevolen om rotors en toebehoor in het kader van een jaarlijks
routineonderhoud te laten controleren.
Metalen onderdelen
Verzeker u ervan dat de beschermende coating onbeschadigd is. Deze kan door slijtage en door chemische
middelen worden aangetast, wat kan leiden tot niet-zichtbare corrosie. Bij het minste teken van corrosie, zoals
roest of witte / metalen puntcorrosie ("invreten"), rotor en toebehoren onmiddellijk buiten bedrijf stellen. Vooral
de bekerbodem bij vrijzwaaiende rotors en de boringen in de bekers bij vastehoekrotors moeten worden
gecontroleerd.
Gecoate vrijzwaaiende rotors
De rotorkruisen bezitten een corrosiebestendige glijcoating.
Voor rotorkruisen en zwenkpennen geldt de volgende regeling:
Het contactoppervlak tussen de rotor en de bekers (rotorkruisdraaitap en bekergroef) regelmatig met een
mild reinigingsmiddel schoonmaken (elke 300-500 cycli).
Het rotorkruis is gecoat met een speciale smeer- en beschermlaag, zodat volledig kan worden afgezien
van smeervet.
Vuildeeltjes (verontreinigingen, stof of resten) in het rotorkruis of in de bekergroeven kunnen onbalans tot
gevolg hebben en moeten daarom worden verwijderd.
Na een langere werkingsduur of bij zware belading kan de smeerlaag geleidelijk verslijten. Als dit het geval is,
moeten de rotorkruisdraaitappen met een beetje boutenvet (75003786) worden gesmeerd.
("Rotorgegevens" op pagina
5-1
Onderhoud en verzorging
B-1).