WAARSCHUWING:
Installeer geen kleppen (behalve terugslagkleppen), debietregelapparaten of filters tussen
de drukomvormer en de pomp. Het is toegestaan om aftakkingen op de leiding te gebruiken
tussen de pomp en de omvormer, zo lang er zich geen debietsbeperkende apparaten tussen
de pomp en de omvormer bevinden.
4.4.11 Membraantank, overdrukventiel en uitlaatleiding
Gebruik alleen "vooraf geladen" tanks op dit systeem. Gebruik geen gegalvaniseerde tanks.
Kies een omgeving waar de temperatuur altijd hoger is dan 34°F (1,1°C) om de tank, de
druksensor en het overdrukventiel te installeren. Als dit een omgeving is waar een waterlek
of de afblaas van een overdrukventiel schade aan eigendom kan aanbrengen, sluit dan een
drainleiding aan op het overdrukventiel. Voer de drainleiding van het overdrukventiel naar
een geschikte afvoer of naar een plaats waar het water geen eigendom zal beschadigen.
4.4.12 Membraantank, syteemdruk
Een membraantank (niet inbegrepen) wordt gebruikt als buffer voor het druksysteem tijdens
opstarten en uitschakelen. Het moet een inhoud hebben van minimaal 20% van de totale
capaciteit van de pomp. Bijvoorbeeld: als uw pomp is gedimensioneerd voor 100 GPM (0,38
3
m
/min), dan moet uw tank een volume hebben van minimaal 20 gallon (75,71 liter), niet
afgesloten. Breng uw membraantank vooraf op druk tot 15–20 PSI (1–1,4 Bar) onder uw
systeemdruk. De regelaar wordt vooraf ingesteld op 50 PSI (3,4 Bar) in de fabriek. Daarom
is een vooraf op druk brengen van uw tank tot 30–35 PSI (2,1–2,4 Bar) vereist. Gebruik de
hogere instelling voor het vooraf op druk brengen van de tank, als het systeem boven 5 PSI
(.34 bar) gaat bij een constant debiet. OPMERKING: Breng uw tank op druk voordat u ze
met water vult.
VOORZICHTIG:
De werkdruk van de tank overschrijden kan leiden tot het scheuren of ontploffen van de
tank.
4.4.13 De druksensor installeren
De druksensor vereist een 1/4" FNPT-koppeling voor installatie. Installeer de druksensor met
de elektrische aansluiting naar boven gericht, om verstopping van de drukpoort door vuil te
voorkomen. Installeer de druksensor in een recht deel van een leiding, uit de buurt van
bochten of turbulentie. Installeer de druksensor in hetzelfde rechte deel van de leiding als de
expansietank, voor een optimale drukregeling. Zorg ervoor dat de druksensor zich binnen 10
voet (3 m) van de expansietank bevindt. De druksensor ver van de expansietank installeren,
kan leiden tot drukschommelingen. Installeer de druksensor niet op een plaats waar deze
kan bevriezen. Een bevroren leiding kan de druksensor beschadigen.
4.4.14 Verbinding onder water
Als er onderdompelbare motors worden gebruikt, is een waterdichte verbinding vereist
tussen de dalingskabel en de motorbedrading. De verbinding onder water waar de
dalingskabel met de motorbekabeling wordt verbonden, moet worden gemaakt met een
waterdichte krimpkous of een gelijkwaardige waterdichte verbindingskit. Als er een
waterdichte krimpkous wordt gebruikt voor de verbinding:
1. Strip de draden 1/2" en plaats de krimpkousen over de draden
2. Verbind de draden met de krimpdelen.
3. Krimp de slangen over de krimpdelen door deze van binnen naar buiten op te warmen.
Aquavar Intelligent Pump Controller 1.1 - 90 kW INSTRUCTIEHANDLEIDING
– Het afdichtingsmiddel in de kous zal over de einden stromen en voor een waterdichte
afdichting zorgen.
– Als de krimpkous is verbrand of gesplitst, moet de verbinding opnieuw worden
gemaakt.
4 Mechanische installatie
45