Waarshuwing/alarm
24 — Externe ventilatorfout
25 — Kortsluiting
remweerstand
26 — Vermogenslimiet
remweerstand
27 — Fout in de remchopper
28 — Remcontrole mislukt
29 — Koelelement temp.
30 — Motorfase U ontbreekt
Aquavar Intelligent Pump Controller 1.1 - 90 kW INSTRUCTIEHANDLEIDING
Omschrijving
De functie voor de
waarschuwing voor de
ventilator controleert of de
ventilator draait. De
waarschuwing voor de
ventilator kan worden
uitgeschakeld op [14–53]
Ventilatorbewaking.
De remweerstand wordt
bewaakt tijdens de werking. Bij
een kortsluiting wordt de
remfunctie uitgeschakeld en
worden de waarschuwing
weergegeven. De
frequentieomvormer is nog
steeds operationeel, maar
zonder de remfunctie.
Het vermogen dat naar de
remweerstand wordt gestuurd,
wordt berekend als een mean
waard over de laatste 120
seconden van bedrijfstijd. De
berekening is gebaseerd op de
spanning van de tussenkring
en de waarde voor de
remweerstand die is ingesteld
in [2–16] AC-rem max. stroom
De remtransistor wordt
bewaakt tijdens de werking en
bij een kortsluiting wordt de
remfunctie uitgeschakeld en
wordt er een waarschuwing
gegeven.
De remweerstand is niet
aangesloten of werkt niet.
De maximumtemperatuur van
de koeling is overschreden. De
temperatuurfout wordt niet
gereset tot de temperatuur
onder de temperatuur van de
koeling voo resetten zakt. De
trip- en resetpunten zijn
gebaseerd op het vermogen
van de frequentieomvormer.
Motorfase U tussen de
frequentieomvormer en de
motor ontbreekt.
Oorzaak
De waarschuwing is actief als
de afname van het remmen
hoger is dan 90% van het
vermogen van de
remweerstand.
Als Trip [2] is geselecteerd in
[2–13] Bewaking van het
remvermogen, zal de
frequentieomvormer trippen als
de afname van het
remvermogen 100% bereikt.
De frequentieomvormer is nog
steeds operationeel, maar
omdat de remtransistor een
kortsluiting heeft, wordt er een
aanzienlijk vermogen naar de
remweerstand gestuurd, zelfs
als deze niet actief is.
8 Alarmen en waarschuwingen
Oplossing
Controleer de goede werking
van de ventilator.
Zet de voeding naar de
frequentieomvormer uit en
opnieuw aan en controleer dat
de ventilator kort werk bij het
starten.
Controleer de sensoren op de
koeling en de regelkaart.
Koppel de spanning naar de
frequentieomvormer los en
vervang de remweerstand (zie
[2–15] Remcontrole).
Koppel de spanning naar de
frequentieomvormer los en
verwijder de remweerstand.
Controleer [2–15]
Remcontrole.
Controleer op de volgende
toestanden:
• Omgevingstemperatuur te
hoog.
• Motorkabel te lang.
• Onjuist speling voor
luchtcirculatie boven en
onder de
frequentieomvormer.
• Geblokkeerde luchtstroming
rond de
frequentieomvormer.
• Beschadigde koelventilator.
• Vuile koeling.
Koppel de spanning naar de
frequentieomvormer los en
controleer motorfase U.
263