2
Gebruik de vierwegbesturing (23) om [Hooglichtcor.]
of [Schaduwcorrectie] te selecteren en druk op de
vierwegbesturing (5).
3
Wijzig de instelling.
Voor [Hooglichtcor.]
Selecteer [Auto], [Aan] of [Uit] met de vierwegbesturing (23) en druk
op de knop 4.
Wanneer u [Auto] selecteert, schakelt de camera automatisch om
tussen [Aan] en [Uit].
Voor [Schaduwcorrectie]
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45).
• Wanneer [Hooglichtcor.] op [Aan] staat, wordt de
minimumgevoeligheid verdubbeld.
• De instellingen bij [Hooglichtcor.] en [Schaduwcorrectie] kunnen ook
worden gewijzigd via het bedieningspaneel.
Het ND-filter instellen
U kunt instellen of u het ND-filter wilt gebruiken.
Het ND-filter wordt gebruikt wanneer de camera bepaalt dat het filter
nodig is. (Standaardinstelling)
Auto
Kan niet worden geselecteerd in de opnamestand a (Handmatige
belichting) of C (Video).
Aan
Het ND-filter wordt altijd gebruikt.
Uit
Het ND-filter wordt niet gebruikt.
1
Selecteer [ND-filter] in het menu [A Opnemen 1] en
druk op de vierwegbesturing (5).
2
Selecteer [Auto], [Aan] of [Uit] met de vierwegbesturing
(23) en druk op de knop 4.
2
113