16 Volg onderstaande instructies, wanneer u een netwerkadapter hebt geïnstalleerd en de geïntegreerde
netwerkadapter wilt uitschakelen:
Open system setup (zie "System Setup" op pagina 126), ga naar Onboard Devices
a
(ingebouwde apparatuur) en selecteer Integrated NIC en zet de instellingen op Off (Uit).
Sluit de netwerkkabel aan op de connectoren van de nieuwe netwerkadapter. Sluit de netwerk-
b
kabel niet aan op de geïntegreerde connector op het achterpaneel. Zie "Connectors op het achter-
paneel" op pagina 16.
17 Installeer de benodigde stuurprogramma's voor de kaart zoals beschreven in de kaartdocumentatie.
Een PCI Express-kaart verwijderen
1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 71.
2 Druk voorzichtig tegen het ontgrendellipje aan de binnenzijde van het kaartslotpaneel om het
paneel te openen. Omdat het paneel vastzit, blijft het open staan (zie "Een PCI-kaart installeren"
op pagina 81 voor een illustratie van het kaartslotpaneel).
3 Als uw computer een kaartslotmechanisme bevat, gaat u als volgt te werk om de x16-kaart
van bovenaf vast te zetten.
Kantel het mechanisme omhoog en druk het aan de zijden zachtjes in om het mechanisme
a
los te maken van de twee lipjes die het op zijn plaats houden.
Leg het kaartslotmechanisme op een veilige plaats weg.
b
4 Koppel, indien nodig, op de kaart aangesloten kabels los. Trek voorzichtig aan het lipje,
pak de kaart vast bij de bovenste hoeken en trek hem voorzichtig uit de connectors.
5 Plaats een beugel in de lege kaartsleufopening als u de kaart permanent verwijdert.
OPMERKING:
Het plaatsen van beugels voor lege kaartsleufopeningen is nodig in verband met het FCC-
certificaat van de computer. De beugels houden ook stof en vuil tegen.
6 Plaats het kaartslotmechanisme terug in de lipjes en kantel het naar beneden om het vast te zetten.
7 Sluit het kaartslotpaneel door het vast te klikken; zo zet u de kaarten vast.
KENNISGEVING:
Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het netwerkapparaat
en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer.
8 Plaats de computerbehuizing terug, sluit de computer en apparaten opnieuw op het lichtnet aan
en zet ze vervolgens aan.
9 Verwijder het stuurprogramma van de kaart van het besturingssysteem.
Onderdelen verwijderen en installeren
91