- Filterelement (B) demonteren uit de
eenheid. Daartoe trekken en gelijktij-
dig draaien. DEF-druppels opnemen.
Een droge, schone en niet-pluizende
doek gebruiken. De eenheid drogen.
Vorstbeschermingsmembraan en fil-
terelement afvoeren.
- Als er een risico bestaat dat er veront-
reinigde DEF door het DEF-doseer-
systeem is gestroomd, moet het DEF-
filter worden gecontroleerd voordat
het wordt afgevoerd. Het filter van de
doseervoorziening controleren op te-
kenen van verontreinigde DEF. Be-
oordeel het uiterlijk en de geur van het
filter om te bepalen of er verontreinig-
de vloeistof door het doseersysteem is
gevloeid.
Neem eventueel contact op met de
Dynapac service. Controleer het DEF-
filter op verontreiniging. Controleer het
volgende als er sprake is van veront-
reiniging:
DEF-tankfilter. Inlaataansluiting van
de
DEF-doseervoorziening:
eventueel contact op met de Dynapac
service.
F 56 32
Neem
B