6-3. Hulpscherm voltmeter/ampèremeter
V
0
HEL
V
1
HEL
V
2
HEL
V
3
HEL
V
4
HEL
V
5
HEL
.
Alle richtingen zijn t.o.v. de voorzijde
van het apparaat. Alle schakelingen
waarnaar wordt verwezen bevinden
zich in het apparaat.
0
Hulpscherm 0
Geeft kortsluiting aan in het thermische
beveiligingscircuit in het onderste koelblok.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende
service-agent.
1
Hulpscherm 1
Geeft een storing aan in de primaire
stroomkring die is veroorzaakt door een te
sterke stroom in het primaire IGBT-circuit.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende
service-agent.
2
Hulpscherm 2
Geeft een storing aan in het thermische
beveiligingscircuit in de onderste koelblok.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende
service-agent.
3
Hulpscherm 3
Geeft aan dat de onderste koelblok
OM-2226 Pagina 52
A
P-0
A
P-1
A
P-2
A
P-3
A
P-4
A
P-5
oververhit is. Het apparaat is gestopt om de
ventilator de gelegenheid te geven om het
af te koelen (zie sectie 3-5). Wanneer het
apparaat is afgekoeld, kunt u verder
werken.
4
Hulpscherm 4
Geeft een storing aan in het thermische
beveiligingscircuit
op
koelblok. Als dit scherm te zien is, neem
dan contact op met een door de fabrikant
erkende service-agent.
5
Hulpscherm 5
Geeft aan dat het bovenste koelblok
oververhit is. Het apparaat is gestopt om de
ventilator de gelegenheid te geven om het
af te koelen (zie sectie 3-5). Wanneer het
apparaat is afgekoeld, kunt u verder
werken.
6
Hulpscherm 8
Geeft een storing aan in de secundaire
stroomkring van het apparaat. Er is sprake
van een hoge nullast. Als dit scherm te zien
is, neem dan contact op met een door de
fabrikant erkende service-agent.
7
Hulpscherm 9
V
6
HEL
V
7
HEL
V
8
HEL
V
9
HEL
V
10
HEL
V
11
HEL
Geeft een storing aan in het thermische
beveiligingscircuit
koelblok. Als dit scherm te zien is, neem
dan contact op met een door de fabrikant
erkende service-agent.
8
Hulpscherm 10
Geeft aan dat de schakelaar van het pistool
in ingedrukt. Laat de schakelaar vrijkomen
het
bovenste
om verder te gaan.
9
Hulpscherm 12
Geeft aan dat de installatie onjuist is. U
probeert een
toegestaan.
10 Hulpscherm 13 (alleen LX−modellen)
Inschakelsignaal onderbroken, waardoor
de lasstroom stopt maar het gas blijft stro-
men als de nagasfunctie actief is of de gas-
regeling op de 10-pens aansluiting actief is
(zie Sectie 3-9).
11 Hulpscherm 21
Geeft aan dat er een spannings− of
stroomterugkoppeling is gedetecteerd met
de contactschakelaar uitgeschakeld. Als
dit scherm te zien is, neem dan contact op
met een door de fabrikant erkende service−
agent.
A
P-8
A
P-9
A
P1
0
A
P1
2
A
P13
A
P21
op
het
bovenste
instelling
die
niet
is