5-7. Beperkingsniveaus
A. Instellen van de beperkingsniveaus
Zie sectie 4 om de verklaring van de bedieningsfuncties
vermeld in deze sectie 5-7.
Er zijn vier (1−4) verschillende beperkingsniveaus. Elk volgend niveau
geeft de lasser minder flexibiliteit.
.
Zorg ervoor dat voor het instellen van de beperkingsniveaus de
juiste instellingen van de parameters en de juiste procedures
gevolgd worden. Het instellen van de parameters is beperkt
wanneer de beperkingsniveaus geselecteerd zijn.
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau in te schakelen:
1
Instelknop
2
Stroomsterkteschakelaar (A)
Druk op de Stroomsterkteschakelaar (A) om te wisselen tussen
de vergrendeling en de codeweergaves. Blijf doorgaan tot de code
wordt getoond.
Draai de regelknop om een beperkingscodenummer te selecteren.
Het codenummer verschijnt op de ampèremeter. Kies een getal
Schakelaar
1
Loc
2
cod
oFF
Schakelaar
oFF
van [1] t/m [999]. BELANGRIJK: onthoud dit codenummer; u hebt
het nodig om de beperking weer uit te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A) tot de beperking wordt
getoond op het scherm. U kunt nu een beperkingsniveau selecteren.
U kunt kiezen uit vier beperkingsniveaus. Verdraai de regelknop
om een beperkingsniveau te selecteren (zie sectie 5-7B voor
de beschrijvingen van het beperkingsniveau).
Als de gewenste drie cijfers zijn ingevoerd en er is een
beperkingsniveau geselecteerd, verlaat dan Geavanceerde functies
(zie sectie 5).
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau weer uit te
schakelen:
Voer met de instelknop hetzelfde codenummer in te voeren dat was
gebruikt om de beperking in te schakelen.
Druk
op
de
stroomsterkteschakelaar
op de ampèremeter (rechts) verandert in [OFF]. De beperking is
nu uitgeschakeld.
Selecteer het beperkingsniveau
1, 2, 3 of 4
Selecteer
het codenummer
1 t/m 999
(A).
Het
scherm
OM-2226 Pagina 47