Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

MOTOR
Motorserienummerplaatje
Elke motor heeft een motorserienummer van 13
cijfers.
Het motorserienummerplaatje bevindt zich
rechts op het cilinderblok achter het
brandstoffilter.
Brandstoffen, smeermiddelen en
koelvloeistof
Diesel
Neem contact op met uw plaatselijke
brandstofleverancier voor informatie over de
eigenschappen van de plaatselijk verkrijgbare
diesel.
Dieselmengsels zijn over het algemeen
aangepast aan de
minimumtemperatuurvereisten van het gebied
waar ze verkocht worden.
Diesel die geclassificeerd is als EN 590 of
ASTM D975 wordt aanbevolen.
Vereiste brandstofeigenschappen
De brandstof moet in elk geval aan de volgende
vereisten voldoen:
Cetaangetal van ten minste 45. Een
cetaangetal van meer dan 50 verdient de
voorkeur, in het bijzonder voor temperaturen
onder de −20_C (−4_F) of hoogten boven de
1500 m (5000 ft).
Temperatuurgrens van de filtreerbaarheid
(Cold Filter Plugging Point; CFPP) onder de
verwachte minimumtemperatuur OF
Troebelingspunt ten minste 5_C (9_F) onder
de verwachte minimumtemperatuur.
Smerend vermogen moet een minimum
belastingsniveau van 3100 gram doorstaan
zoals gemeten volgens ASTM D6078, of een
maximale indrukkingsdiameter van 0,45 mm
zoals gemeten volgens ASTM D6079.
Zwavelgehalte:
• De kwaliteit van de diesel en het
zwavelgehalte van de brandstof moeten
voldoen aan alle geldende voorschriften voor
het gebied waar de motor gebruikt wordt.
• Een zwavelgehalte van minder dan 0,05%
(500 ppm) verdient de voorkeur.
• Als diesel met een zwavelgehalte van meer
dan 0,05% (500 ppm) gebruikt wordt, kan het
dat de carterolie vaker ververst moet worden.
(Zie de aanbeveling voor dieselmotorolie.)
• GEBRUIK GEEN diesel met een
zwavelgehalte van meer dan 1,0%.
BELANGRIJK: MENG GEEN afgewerkte
motorolie of andere smeerolie met de diesel.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),
7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Bio−diesel
Bio−diesel mag UITSLUITEND worden gebruikt
als de eigenschappen van de bio−diesel
voldoen aan de nieuwste editie van ASTM
PS121, DIN 51606 of een daaraan
gelijkwaardige specificatie.
Het is gebleken dat bio−diesel het smerend
vermogen van aardolie−diesel kan verbeteren
bij een mengverhouding van maximaal 5%.
Bij gebruik van een mengsel met bio−diesel
moet bij luchttemperaturen van −10_C (14_F)
en lager het motoroliepeil dagelijks
gecontroleerd worden. Als er brandstof in de
olie belandt, dient het interval tussen twee
olieverversingen ingekort te worden.
BELANGRIJK: Ruwe geperste plantaardige
olie is in GEEN ENKELE concentratie
aanvaardbaar voor gebruik als brandstof.
Zulke olie verbrandt niet volledig en
veroorzaakt motordefecten doordat er
afzettingen achterblijven op de injectors en
in de verbrandingskamer.
Hanteren en opslaan van bio−diesel
WAARSCHUWING: Spring voorzichtig met
brandstof om. Vul de brandstoftank niet als
de motor loopt.
NIET ROKEN tijdens het vullen van de
brandstoftank en tijdens onderhoud aan het
brandstofsysteem.
Vul de brandstoftank aan het eind van de
werkdag om watercondensvorming en
bevriezing bij koud weer te voorkomen.
Houd alle opslagcontainers zo vol mogelijk om
condensvorming tot een minimum te beperken.
Zorg dat alle brandstoftankdoppen en −deksels
goed zijn aangebracht om te voorkomen dat er
vocht binnendringt.
Controleer regelmatig het watergehalte van de
brandstof.
Het kan dat het brandstoffilter vaker vervangen
moet worden wegens voortijdig verstopt raken.
Controleer elke dag vóór het starten van de
motor het motoroliepeil. Als het oliepeil
gestegen is, kan dat erop wijzen dat er
brandstof in de motorolie lekt.
Als brandstof voor langere tijd wordt opgeslagen
of als er niet veel brandstof gebruikt wordt, voeg
dan een brandstof−conditioner toe om de
brandstof te stabiliseren en
watercondensvorming te voorkomen.
Raadpleeg uw brandstofleverancier voor advies.
26

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

9/11010/10514/857/17010/12514/115

Inhoudsopgave