Bedienings-, onderhouds- en reserveonderdelenhandleiding
Defect
Spanning goed bij nullast,
te laag bij belasting (*)
Spanning verdwijnt bij
normale werking (**)
*Bij monofasegebruik moet u controleren of de detectiedraden van de
regelaar aangesloten zijn op de juiste uitgangen.
** De interne bescherming van de regelaar kan beschadigd zijn
(overbelasting, onderbreking, kortsluiting).
Controle van de wikkelingen
U kunt het isolatiemateriaal van de wikkelingen controleren door een hoogspanningstest uit te
voeren. In dat geval moet u alle regelaardraden loskoppelen.
Tijdens deze procedure moet de alternator ontkoppeld zijn van alle externe belasting en
moeten de aanlsuitingen in de klemmenkast gecontroleerd worden.
- Schakel de groep uit en koppel de draden van de E+ (5+) en E- (6-) van de klemmen aan de
zijde van de spanningsregelaar af.
- Gebruik verbindingskabels en een normale open drukschakelaar, verbindt de E+ (5+) aan
één kant van de schakelaar en de andere kant van de schakelaar met de positieve (+) pool
van een zink-koolbatterij van 6V (DC). Neem vervolgens de E- (6-) en aardt deze aan het
frame van de groep en aardt ook de negatieve (-) pool van de accu aan de groep.
- Laat de groep draaien op zijn nominaal toerental.
- Sluit een voltmeter aan op de rechtstreekse aansluitpunten en de drukschakelaar die is
aangesloten op de E+ (5+) en controleer de uitgangsspanning op de voltmeter. Indien de
uitgangsspanning van de alternator groter is dan de nominale waarde, werkt de machine
correct. Dat betekent dat de fout afkomstig is van de regelaar of de bedrading ervan (vb.
detectiedraden, hulpdraden).
74
Actie
In nullast draaien en
spanning controleren
tussen E+ en E-.
Controleer de regelaar, de
varistor en de draaiende
diodes en vervang het
defecte onderdeel.
WAARSCHUWING
!
WAARSCHUWING
!
Installatie en onderhoud van de alternator
Symptomen
Spanning tussen E+ en E-
< 6V (DC).
Spanning tussen E+ en E-
> 10V (DC).
De uitgangsspanning
komt niet terug op de
nominale waarde.
Boek: 23184138 (1-8-2010) Herz. E
Oorzaak
Controleer de snelheid (of LAM
van R438 te hoog ingesteld).
Roterende diodes defect.
Kortsluiting in het poolrad.
Controleer de weerstand.
Opwekkerrotor defect.
Controleer de weerstand.
Wikkeling opwekker
onderbroken.
Opwekkerrotor defect.
Spanningsregelaar defect.
Wikkeling van het poolrad
onderbroken of in kortsluiting.