12
LOKALISEREN EN OPHEFFEN VAN STORINGEN
12.1 Algemeen
Controleer bij het niet in bedrijf komen van de ketel het
volgende:
- Is de voedingsspanning 230 V aanwezig?
- Is er warmtevraag?
- is de ketelregeling (parameter A) goed ingesteld (zie
par. 7.5.3)?
Indien bovenstaande punten geverifieerd zijn en de
ketel komt niet in bedrijf, dan betreft het een storings-
melding.
Bij een storingsmelding knippert zowel het code-venster
als het t-venster.
Na het opheffen van de storing moet de reset-toets
ingedrukt worden om de ketel weer in bedrijf te kunnen
krijgen.
g
Let op ! !
Noteer alvorens te resetten de sto-
ringscode nauwkeurig (cijfers, inclusief knipperen en
punten) en geef deze altijd door bij vraag om onder-
steuning. De storingscode is belangrijk voor het correct
en snel opsporen van de aard van de storing. Zie voor
een verklaring van de verschillende storingscodes en de
eventuele oorzaken, Tabel 25.
Storing
Omschrijving
Vlamsimulatie, onterecht vlam-
00
signaal
01
Kortsluiting in 24V circuit
Geen vlamvorming of geen ioni-
02
satie (na 5 startpogingen)
i
-
ringen, zie par. 7.8.
i
-
ook blokkeringscodes (zie par. 7.4). In dit geval knip-
peren alleen de twee punten in het t-venster en
verschijnt in het code-venster een b. Een blokke-
ringscode kan duiden op een installatietechnisch pro-
bleem of een verkeerde instelling.
12.2 Overzicht storingen (vergrendelingen)
Let bij onderstaande storingen op eventuele punten tus-
sen de getallen in ()0 = 100, )1 = 101 en )2 =
102, zie ook par. 7.1.5).
Oorzaak / controlepunten
- Brander gloeit na t.g.v. een te hoog CO
- Controleer de gecombineerde ontsteking- /ionisatie-elektrode (afstand
tussen de pennen moet 3 à 4 mm zijn).
- Gasklep lekt of blijft in geopende positie staan.
Controleer:
- de bedrading naar de sensoren
- de bedrading naar het gasblok.
a. Geen onstekingvonk. Controleer:
- de aansluiting van de ontstekingskabel en bougiedop
- de ontstekingskabel en de elektrode (haarscheurtjes in porselein) op
'doorslag'
- op 'overslag' tussen bougiedop en aarde /massa
- de elektrodeafstand, deze moet 3 à 4 mm zijn
- de conditie van het branderdek (sluiting branderdek /elektrode)
- de aarding /massa.
b. Wel ontstekingsvonk, maar geen vlam. Controleer of:
- de gaskraan geopend is
- de gasvoordruk voldoende is (20 - 30 mbar)
- de gasleiding ontlucht is
- de gasklep wordt bekrachtigd tijdens ontsteking en deze ook opent
- de elektrode schoon en juist gemonteerd is
- er geen verstopping /montagefout in de gasleiding zit
- er geen verstopping /montagefout in de luchttoevoer of rookgasaf-
voer zit
- de gas / luchtverhouding juist is ingeregeld.
c. Wel vlam, maar niet voldoende ionisatie (< 3 µA). Controleer:
- de conditie van de elektrode en aarding /massa
- de temperatuursensoren op lekstroom
45
Voor het uitlezen van de laatst opgetreden sto-
Naast storingscodes (vergrendelingen) bestaan
-percentage.
2