9
INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATEUR
9.1 Algemeen
De Remeha Gas 210 ECO is uitgevoerd met elektro-
nische regel- en beveiligingsapparatuur en ionisatie-
vlambeveiliging. Het hart van de toestelbesturing, de
'Comfort Master', is een microprocessor die het toestel
beveiligt en bestuurt.
Het toestel is geheel voorbedraad, alle externe aan-
sluitingen kunnen op de klemmenstroken worden uit-
gevoerd. De aansluiting op het elektriciteitsnet dient
te worden uitgevoerd volgens de voorschriften van het
plaatselijk elektriciteitsbedrijf en NEN 1010.
9.2 Elektrotechnische specificaties
9.2.1 Netspanning
Het toestel is geschikt voor een 230V-50Hz voeding met
fase /nul /aarde. Andere aansluitwaarden zijn alleen toe-
gestaan m.b.v. een scheidingstransformator.
9.2.2 Beveiligingsautomaat
Fabrikaat
Type
Aansluitspanning
Opgenomen vermogen
in resp. stand-by /
laaglast /vollast
- 3 leden
- 4 leden
- 5 leden
- 6 leden
Veiligheidstijd
Antipendeltijd
Nadraaitijd pomp
Max. opgenomen ver-
mogen externe pomp
9.2.3 Zekeringwaarden
Op de automaat bevinden zich de zekeringen F1 en F3.
De waarden van de zekeringen en de afgezekerde func-
ties zijn:
F1 - 2 AF netspanningzekering
F2 - niet aanwezig
F3 - 4 AT t.b.v. 24V circuit.
Op de 230V-klemmenstrook bevinden zich de zekerin-
gen Fa en Fb (zie Afb. 15).
De waarden van deze zekeringen en de afgezekerde
functies zijn:
Fa - 3,15 AT ventilatorbeveiliging
Fb - 6,3 AT zekering externe regelaar.
: Gasmodul
: MCBA 1463 D
: 230 V/50 Hz
:
: 12 / 68 / 92 W
: 12 / 58 / 84 W
: 12 / 69 / 110 W
: 14 / 75 / 160 W
: 3 sec.
: instelbaar (0-300 sec., stan-
daard ingesteld op 20 sec.)
: instelbaar (10 sec., 1 t/m 15
min. of continu, standaard
ingesteld op 3 min.)
: 200 VA.
9.2.4 Temperatuurregeling
De Remeha Gas 210 ECO is voorzien van een elek-
tronische temperatuurregeling op basis van aanvoer-,
retour-, ketelblok- en rookgastemperatuursensoren. De
aanvoertemperatuur is instelbaar tussen 20 en 90ºC
(fabrieksinstelling 80ºC).
9.2.5 Watergebrekbeveiliging
De Remeha Gas 210 ECO is voorzien van een waterge-
brekbeveiliging op basis van temperatuurmetingen tus-
sen aanvoer en retour dT*. Vanaf dT = 25° (fabrieksin-
stelling) gaat het toestel terugmoduleren, zodat het toe-
stel zo lang mogelijk in bedrijf blijft. Op dT = 45° gaat
het toestel op laaglast branden. Als de dT > 45° wordt,
gaat het toestel in de blokkeringmode (zie par. 7.4).
* dT is het temperatuurverschil tussen aanvoer en
retour als geldt Taanvoer > Tketelblok;
dT is het temperatuurverschil tussen ketelblok en
retour als geldt Tketelblok > Taanvoer.
9.2.6 Maximaalbeveiliging
De maximaalbeveiliging schakelt bij een te hoge water-
temperatuur (110° of lager, zie par. 7.6.10, parameter
G) het toestel uit en vergrendelt deze op de beveili-
gingsautomaat. Na het opheffen van de storing kan het
toestel ontgrendeld worden met de reset-toets.
9.2.7 Luchtdrukverschilschakelaar (LDS)
Bij start warmtevraag stuurt de automaat eerst het IMS-
systeem volledig open, waarna een ruststandcontrole
wordt uitgevoerd op de luchtdrukverschilschakelaar
(LDS). Daarna wordt de ventilator gestart en wordt een
drukverschil over het IMS-systeem opgebouwd. Bij het
bereiken van het bedrijfstoerental mag de LDS nog niet
schakelen. Het IMS-systeem wordt nu naar de contro-
lepositie gestuurd, waardoor het drukverschil over het
IMS-systeem verder toeneemt. Het contact van de LDS
moet nu sluiten, waarna het IMS verder doorloopt naar
de startpositie. Na de start wordt de LDS functie uitge-
schakeld i.v.m. modulatie.
9.3 Aansluitingen
Door de kunststof kap van het bedieningspaneel te ver-
wijderen, verschijnt de klemmenstrook van de ketel. De
externe aansluitingen kunnen op deze klemmenstrook
worden gemaakt, zie Afb. 15. De aansluitmogelijkheden
worden in de volgende paragrafen toegelicht.
33