Montage van de buitentemperatuursensor
Monteer de buitenvoeler, beschermd tegen direct zon-
licht, aan de noord- of noodwestzijde van het pand, op
een hoogte van minimaal 2,5 meter vanaf het maaiveld.
De buitentemperatuursensor niet monteren in de nabij-
heid van vensters, deuren, ontluchtingsroosters, afzuig-
kap, etc.
9.6.9 Tweetrapaansturing of externe weersafhanke-
lijke regeling
De Remeha Gas 210 ECO is ook geschikt voor twee-
trapaansturing of aansturing door een tweetraps
externe weersafhankelijke regelaar middels potentiaal-
vrije relaiscontacten. Het toestel wordt dan hoog/laag
bestuurd. Voer bij aansluiten de volgende handelingen
uit:
- Sluit de eerste trap (aan/uit) aan op klemmen 7 en 8
van de 24V-klemmenstrook (X29) in het bedienings-
paneel.
- Sluit de tweede trap (hoog/laag) aan op de klemmen
5 en 6 van de 24V-klemmenstrook (X29).
- De interne ketelregeling dient op hoog /laag-regeling
te worden ingesteld (zie par. 7.5.3, parameter A).
Het procentuele vermogen waarbij de ketel op 'laag'
brandt, kan worden ingesteld met parameter $ (deel-
lastvermogen) in de instelmode. De procentuele 'hoog'
stand is afhankelijk van het maximaal ingestelde ver-
mogen, zie instelmode, parameter ^ (maximale ver-
mogen). Tijdens deze 'hoog' stand is modulatie op de
ingestelde aanvoertemperatuur vrijgegeven.
9.7 Overige ingangen
9.7.1 Blokkerende ingang
De besturing is voorzien van een blokkerend ingangs-
circuit waarmee de ketel blokkerend uitgeschakeld kan
worden. Deze ingang kan bijvoorbeeld gebruikt worden
in combinatie met de eindschakelaars van smoorklep-
pen e.d. Deze ingang is uitgevoerd op klemmen 3 en
4 van de 24V-klemmenstrook (X29). Bij gebruik van de
ingang dient eerst de draadbrug verwijderd te worden.
9.7.2 Vergrendelende ingang
De besturing is voorzien van een ingang die de ketel
vergrendelt. Deze ingang kan bijvoorbeeld gebruikt wor-
den in combinatie met een maximum gasdrukschakelaar
e.d. Deze ingang is uitgevoerd op klemmen 1 en 2 van
de 24V-klemmenstrook (X29). Bij gebruik van de ingang
dient eerst de draadbrug verwijderd te worden.
9.8 Overige uitgangen
9.8.1 Analoge uitgang
Afhankelijk van de instelling van de opties in het ser-
viceniveau (zie par. 7.6.13) zal het analoge uitgangssig-
naal de volgende waarden uit kunnen sturen:
Uitgangs-
signaal
0 - 0,5 Volt Ketel uit
0,5 Volt
Alarmmelding
0,5 - 1,0 Volt Ketel uit, pomp aan
1,0 - 10 Volt Afgegeven vermogen van 10 tot 100% of
Afgegeven temperatuur van 10 tot 100°
Tabel 23 Analoog uitgangssignaal
Deze uitgang is uitgevoerd op klemmen 17 (+) en 18 (-)
van de 24V-klemmenstrook (X29); .
9.8.2 Uitgebreide storingsprint
De volgende zaken kunnen hiermee gesignaleerd en/of
aangestuurd worden:
- K1
Centrale alarmering (vergrendeling): als de
ketel vergrendelt, wordt het eerste relais bekrachtigd
en kan de alarmering via een potentiaalvrij contact op
de aansluitklemmen 21 en 22 van de 24V-klemmen-
strook (X29) worden doorgemeld.
- K2
Aansturing externe gasklep: als er warmte-
vraag is (behalve bij regelstop), wordt het tweede
relais geschakeld waardoor er op de klemmen 19 en
20 van de 24V-klemmenstrook (X29) een wisselspan-
ning van 24 Volt beschikbaar komt voor het aansturen
van een externe gasklep. De spanning wordt afge-
schakeld op het moment dat het gasmultiblok op de
ketel sluit (met een minimum van 50 seconden na
start warmtevraag, om eventuele gaslekcontrole niet
te beïnvloeden).
- K3
Blokkering: als de ketel blokkeert, wordt het
derde relais bekrachtigd en kan de blokkering via een
potentiaalvrij contact op de aansluitklemmen 23 en
24 van de 24V-klemmenstrook (X29) worden doorge-
meld.
Let op: een blokkering is een normale bedrijfsconditie
en geeft dus geen storing maar een normale bedrijfs-
toestand weer.
Contactbelasting centrale alarmering K1 en blokkering K3:
Maximale spanning
Maximale stroom
Contactbelasting aansturing externe gasklep K2:
Spanning externe gasklep
Maximale stroom
39
Omschrijving
: 230 Volt.
: 1 Ampère.
: 24 Volt AC.
: 1 Ampère.