8 Controleer of Not Set (niet ingesteld) wordt weergegeven onder de instelling
Systeemwachtwoord.
Indien Not Set (niet ingesteld) wordt weergegeven, is het systeemwachtwoord
verwijderd. Wordt Not Set (niet ingesteld) niet weergegeven, dan herhaalt u stap
stap 3 t/m stap 8.
9 Sluit System Setup af.
Een beheerderswachtwoord gebruiken
Instellingsopties
U kunt geen nieuw beheerderswachtwoord invoeren of het bestaande wijzigen,
wanneer de volgende optie wordt weergegeven:
•
Disabled (uitgeschakeld) — Het beheerderswachtwoord wordt uitgeschakeld
door een jumperinstelling op de systeemkaart.
U kunt alleen een beheerderswachtwoord toekennen als een van de volgende
opties wordt weergegeven:
•
Set (ingesteld) — Er is een beheerderswachtwoord toegewezen.
•
Not Set (niet ingesteld) — Er is geen beheerderswachtwoord toegekend en
de wachtwoordjumper op de systeemkaart is ingeschakeld (standaard).
Een beheerderswachtwoord toekennen
Het beheerders wachtwoord kan hetzelfde zijn als het systeemwachtwoord.
Wanneer u het veld wilt verlaten zonder een systeemwachtwoord toe te kennen,
drukt u op een willekeurig tijdstip op <Esc> voordat u stap 5 voltooit.
OPMERKING:
beheerderswachtwoord ook worden gebruikt in plaats van het
systeemwachtwoord. Het systeemwachtwoord kan echter niet worden
gebruikt in plaats van het beheerderswachtwoord.
1 Voer System Setup uit (zie "System Setup" op pagina 81) en controleer of er
een veld Instellingen ontgrendelen aanwezig is onder Security (beveiliging).
2 Als het veld Instellingen ontgrendelen aanwezig is:
Gebruik de pijlen om naar het veld Instellingen ontgrendelen te bladeren.
a
Druk op <Enter> om het veld beschikbaar te maken.
b
Typ het beheerderswachtwoord in en druk op <Enter>.
c
Als beide wachtwoorden verschillend zijn, kan het
De computer beveiligen
75