4
Tijdens de rit
4.8
4.9
Stoelverwarming
inschakelen:
Stoelverwarming
uitschakelen:
46
Pilotenstoel voor bestuurdersstoel en passagiersstoel
Voor het begin van de rit alle draaibare stoelen in de rijrichting draaien
en vergrendelen.
De stoelen tijdens de rit in de rijrichting vergrendeld laten en niet ver-
draaien.
Voor het draaien van de stoelen in een opgesteld voertuig altijd de
handrem trekken.
De bestuurdersstoel en passagiersstoel zijn bestanddeel van het basis-
voertuig. Het instellen van de stoelen is in de gebruiksaanwijzing van het
basisvoertuig beschreven.
Afhankelijk van model en uitvoeringsvariant verschillen de mogelijkheden
voor stoelverstelling.
Stoelverwarming (speciale uitvoering)
De stoelverwarming werkt alleen, wanneer het contact is ingeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de bestuurders- en passagiersstoel
worden verwarmd door stoelverwarming met twee standen.
Afb. 25
Schakelaar voor stoelverwar-
ming
Schakelaar (Afb. 25,1) linksachter op de stoelconsole indrukken.
Voor geringe verwarmingscapaciteit: Schakelaar naar beneden
drukken.
Voor hoge verwarmingscapaciteit: Schakelaar naar boven drukken.
Wanneer de stoelverwarming werkt, brandt de LED (Afb. 25,2).
Schakelaar (Afb. 25,1) in de middelste stand zetten. De LED gaat uit.
T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL