9
Inbouwapparatuur
Verwarming uitschakelen:
Warmwatervoorziening
inschakelen:
Warmwatervoorziening
uitschakelen:
Veiligheids-/aftapventiel
152
Draai-/drukknop draaien tot de gewenste waarde wordt weergegeven.
Draai-/drukknop indrukken om de ingestelde waarde op te slaan. Het sym-
bool in de statusregel (Afb. 165,2) knippert tot de ingestelde ruimtetempe-
ratuur is bereikt. Als de oorspronkelijk ingestelde waarde toch niet
gewijzigd moet worden: Toets Terug (Afb. 165,7) indrukken.
Temperatuurwaarde terugdraaien tot OFF wordt weergegeven. Draai-/
drukknop indrukken om op te slaan.
De gewenste ruimtetemperatuur kan ook in de stand-bymodus worden
gewijzigd door de draai-/drukknop te verdraaien.
De hoofdafsluitkraan op de gasfles en de gasafsluitkraan "Verwarming/
Boiler" openen.
Draai-/drukknop (Afb. 165,6) draaien tot menusymbool Warm water
(Afb. 165,2) knippert.
Draai-/drukknop indrukken.
Draai-/drukknop draaien tot de gewenste waarde wordt weergegeven:
OFF: Warmwatervoorziening is uitgeschakeld.
40°: Warm water wordt tot 40 °C verhit.
60°: Warm water wordt tot 60 °C verhit.
BOOST: Snelle verwarming van warm water (boilerprioriteit) voor max.
40 minuten. Vervolgens wordt de watertemperatuur voor twee verwar-
mingscycli op de hogere stand (ongeveer 62 °C) gehouden.
Draai-/drukknop indrukken om de ingestelde waarde op te slaan. Het sym-
bool in de statusregel (Afb. 165,2) knippert tot de ingestelde warmwater-
temperatuur is bereikt. Als de oorspronkelijk ingestelde waarde toch niet
gewijzigd moet worden: Toets Terug (Afb. 165,7) indrukken.
Draai-/drukknop draaien tot OFF wordt weergegeven. Draai-/drukknop
indrukken om op te slaan.
De boiler is uitgerust met een veiligheids-/aftapventiel (Afb. 167). Het veilig-
heids-/aftapventiel voorkomt, dat het water in de boiler bevriest als bij vorst de
verwarming niet is ingeschakeld.
Veiligheids-/aftapventiel openen en de boiler leegmaken, als het voertuig
langere tijd niet wordt gebruikt.
Bij temperaturen onder 2 °C gaat het veiligheids-/aftapventiel automatisch
open. Pas wanneer de temperatuur bij het veiligheids-/aftapventiel boven
6 °C ligt, kan het veiligheids-/aftapventiel weer afgesloten worden.
De waterpomp en de waterarmaturen zijn niet tegen vorst beschermd door
het veiligheids-/aftapventiel.
De aftapaansluiting van het veiligheids-/aftapventiel moet altijd vrij van ver-
ontreiningen (bijv. bladeren, ijs) zijn.
T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL