Pagina 1
Gebruiksaanwijzing Aan de gebruiker van dit handboek ... Gebruiksaanwijzing Onze medewerkers feliciteren u met uw nieuwe camper. U heeft een hoogwaardig voertuig aangeschaft, waarvan u veel plezier zult hebben. Gelijk bij de overname krijgt u van de Bürstner-dealer een gedetailleerde instructie voor alle belangrijke func- ties, zodat u uw camper altijd correct en vooral eenvoudig kunt bedienen en gebruiken.
Pagina 4
Inhoudsopgave 6.4.1 Meubelluiken met drukknop ..66 6.13.4 Ombouw L-zitgroep tot dwarsbed 6.4.2 Meubelluiken met greep (met extra kussen tafel) ...105 en drukknop ..... 66 6.13.5 Ombouw L-zitgroep tot dwarsbed 6.4.3...
Inleiding Voor ingebruikname deze gebruiksaanwijzing volledig 1Inleiding lezen! De gebruiksaanwijzing altijd in het voertuig meenemen. Alle veiligheidsbepa- lingen ook meegeven aan andere gebruikers. Het niet inachtnemen van dit teken kan personen in gevaar brengen. Het niet inachtnemen van dit teken kan leiden tot beschadigingen aan het voertuig.
Inleiding Algemeen Het voertuig is gebouwd volgens de stand der techniek en de erkende veilig- heidstechnische regels. Desondanks kunnen personen letsel oplopen of het voertuig beschadigd worden, als de veiligheidsinstructies in deze gebruiks- aanwijzing niet in acht genomen worden. Het voertuig alleen in technisch onberispelijke staat gebruiken. De gebruiks- aanwijzing in acht nemen.
Pagina 9
Inleiding Voor het toilet milieuvriendelijke en biologisch goed afbreekbare chemi- sche producten gebruiken in geringe doseringen. Voor langere verblijven in steden en gemeentes parkeerplaatsen opzoeken die speciaal voor campers zijn aangewezen. Bij de betreffende stad of gemeente naar parkeermogelijkheden informeren. Staanplaatsen altijd in schone toestand achterlaten.
Veiligheid Hoofdstukoverzicht 2Veiligheid In dit hoofdstuk staan belangrijke veiligheidsinstructies. De veiligheidsinstruc- ties dienen ter bescherming van personen en voorwerpen. De instructies hebben betrekking op: de brandveiligheid en het handelen bij brand de omgang met het voertuig in het algemeen de verkeersveiligheid van het voertuig het gebruik van een aanhanger de gasinstallatie van het voertuig de elektrische installatie van het voertuig...
Veiligheid Als nooduitgangen gelden alle ramen en deuren, die voldoen aan de volgende criteria: Naar buiten openend of verschuivend in horizontale richting Openingshoek ten minste 70° Diameter van de kozijndagmaat ten minste 450 mm Afstand tot de voertuigbodem maximaal 950 mm Algemeen De zuurstof binnen in het voertuig wordt door ademen of door het gebruik van op gas werkende inbouwapparaten verbruikt.
Veiligheid Verkeersveiligheid Voor het begin van de rit de werking van signalerings- en verlichtingsin- richting, de besturing en de remmen controleren. Na langere stilstand (ca. 10 maanden) reminstallatie en gasinstallatie door een geautoriseerde werkplaats laten controleren. Voor het begin van de rit en ook na korte ritonderbrekingen controleren of de opstap volledig is ingeklapt.
Veiligheid Voor het begin van de rit de bijlading in het voertuig gelijkmatig verdelen (zie hoofdstuk 3). Bij het beladen van het voertuig en bij ritonderbrekingen, als er bijv. bagage of levensmiddelen worden bijgeladen, rekening houden met de technisch toegelaten totale massa en de toelaatbare asbelastingen (zie voertuigpa- pieren).
Pagina 15
Veiligheid Ook de gasdrukregelaar en de gasafvoerbuizen moeten worden gecon- troleerd. De gasdrukregelaar moet na 10 jaar worden vervangen. De eigenaar van het voertuig is verantwoordelijk voor het initiatief van de maatregel. Bij een defect aan de gasinstallatie (gaslucht, hoog gasverbruik) bestaat explosiegevaar! Onmiddellijk de hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten.
Veiligheid De gasafvoerbuis moet aan de verwarming en aan de schoorsteen goed afsluiten en stevig vastzitten. De gasafvoerbuis mag niet beschadigd zijn. De rookgassen moeten onbelemmerd naar buiten kunnen stromen en de verse lucht moet onbelemmerd toe kunnen treden. Daarom de gas- afvoerschoorsteen en inlaatopeningen schoon houden en vrijhouden (bijv.
Veiligheid Waterinstallatie Staand water in de watertank of in waterleidingen wordt na korte tijd ond- rinkbaar. Daarom voor ieder gebruik van het voertuig de waterleidingen en de watertank grondig reinigen. Na ieder gebruik van het voertuig de watertank en alle waterleidingen volledig leegmaken. Bij stilstand van meer dan één week de waterinstallatie vóór het gebruik van het voertuig ontsmetten (zie hoofdstuk 11).
Voor het rijden Hoofdstukoverzicht 3Voor het rijden In dit hoofdstuk staat belangrijke informatie over wat u voor het begin van de rit in acht moet nemen en welke handelingen u voor de rit moet uitvoeren. De instructies hebben betrekking op: de sleutels het kentekenbewijs de bijlading en de berekening hiervan...
Voor het rijden Bijlading Het overladen van het voertuig en een verkeerde bandenspanning kunnen het klappen van de banden tot gevolg hebben. Het voertuig kan uit controle raken (zie sectie 13.7). In de voertuigpapieren staat de technisch toegelaten totale massa of de massa inclusief in de fabriek aangebrachte speciale uitvoering (de daad- werkelijke massa) vermeld, maar niet het gewicht van het beladen voer- tuig (zie sectie 3.3.1).
Voor het rijden Technisch toegelaten De technisch toegelaten totale massa in beladen toestand is het gewicht dat totale massa in beladen een voertuig nooit mag overschrijden. toestand De technisch toegelaten totale massa in beladen toestand bestaat uit de daadwerkelijke massa en de bijlading. De technisch toegelaten totale massa in de beladen toestand is door de fabri- kant in de voertuigpapieren aangegeven.
Voor het rijden Verklaringen bij de afzonderlijke bestanddelen van de bijlading vindt u in de volgende tekst. Conventionele belasting De conventionele belasting is het gewicht waarmee de fabrikant voor de pas- sagiers rekening heeft gehouden. Conventionele belasting betekent: Voor iedere zitplaats waarin de fabrikant heeft voorzien, wordt 75 kg berekend, onafhankelijk van het feitelijke gewicht van de passagiers.
Voor het rijden 3.3.2 Berekening van de bijlading De berekening van de bijlading in de fabriek is gedeeltelijk gebaseerd op gemiddelde gewichten. De technisch toegelaten totale massa in de beladen toestand mag uit veiligheidsoverwegingen echter in geen geval worden overschreden. In de voertuigpapieren staat de technisch toegelaten totale massa of de massa inclusief in de fabriek aangebrachte speciale uitvoering (de daad- werkelijke massa) vermeld, maar niet het gewicht van het beladen voer-...
Voor het rijden 3.3.3 Voertuig juist beladen De technisch toegelaten totale massa in beladen toestand uit veilig- heidsoverwegingen nooit overschrijden. De lading gelijkmatig op de linker- en rechterzijde van het voertuig ver- delen. De lading gelijkmatig over beide assen verdelen. Daarbij de asbelas- tingen in acht nemen die in de voertuigpapieren zijn aangegeven.
Voor het rijden Asbelastingen berekenen: De afstand tussen opbergruimte en vooras (A) met het gewicht van de lading in de opbergruimte (G) vermenigvuldigen en het resultaat door de wielbasis (R) delen. Daaruit volgt het gewicht waarmee de lading in de opbergruimte de achteras belast.
Voor het rijden Als het voertuig met een dakreling is uitgerust, kunnen aan de dakreling lastdragers voor daklasten worden bevestigd (bijv. voor surfplank, rubber- boot of lichte kano's). Speciale dragersystemen zijn als toebehoren ver- krijgbaar. De geautoriseerde dealer of het servicepunt adviseren u graag. De maximaal toelaatbare dakbelasting bedraagt 90 kg.
Voor het rijden De maximaal toegelaten belasting van de garage/opbergruimte achter bedraagt 200 kg. De toegestane achterasbelasting niet overschrijden. In acht nemen: Als de garage achter of (afhankelijk van het model) de opbergruimte achter maximaal belast wordt, dan wordt door de hef- boomwerking de vooras ontlast.
Voor het rijden Beladen van het Bij het beladen van het fietsenrek rekening houden met het zwaartepunt. Het fietsenrek met fietsen zwaartepunt van de fietsen moet erg dicht in de buurt van de achterwand van het voertuig liggen. Het fietsenrek altijd van binnen naar buiten beladen. Zo wordt het fietsenrek juist beladen: Afhankelijk van het model fietsenrek naar beneden klappen of uittrekken.
Voor het rijden Fietsenrek, niet neerlaatbaar Neem ook de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in acht. Afb. 4 Fietsenrek, niet neerlaatbaar Met het fietsenrek (Afb. 4,2) kunnen 2 fietsen eenvoudig worden vervoerd. Een uitbreiding naar 3 fietsen is mogelijk. Fietsen bevestigen: Telescoopzwenkbeugel (Afb.
Pagina 30
Voor het rijden Ritten met uitgeklapt fietsenrek zonder fietsen zijn niet toegestaan. Voor elke rit controleren: Is het fietsenrek zonder fietsen correct ingeklapt? Zijn de fietsen met het koord van het fietsenrek veilig aan het fietsenrek bevestigd? Als het fietsenrek met een laadeenheid is uitgerust: Zijn de laadkabels correct bevestigd? De laadkabels kunnen anders los- breken.
Voor het rijden 3.3.8 Afneembare lastdrager AL-KO (speciale uitvoering) De achterasbelasting niet overschrijden. Zware lasten achter de achteras kunnen de vooras door hefboomwer- king ( ) ontlasten. Dit geldt in het bijzonder bij een lange overhang achter, als een motor op de houder aan de achterkant wordt getranspor- teerd of als de opbergruimte achter zwaar is beladen.
Voor het rijden Voorwaarde voor de Als de lastdrager moet worden gemonteerd, moeten links en rechts aan het aanbouw chassis twee verzinkte steunbuizen zijn gemonteerd. Deze steunbuizen dienen als houder voor de lastdrager. 3.3.9 Lastdrager SAWIKO (speciale uitvoering) De achterasbelasting niet overschrijden. Zware lasten achter de achteras kunnen de vooras door hefboomwer- king ( ) ontlasten.
Voor het rijden Leveringsomvang Bij de levering zijn de volgende onderdelen inbegrepen: Draagbak (Afb. 7,3) en bevestigingsbeugel (Afb. 7,1) met bevestiging aan het voertuig (Afb. 8) Achterlichten (Afb. 7,4) Kentekenverlichting (Afb. 7,5) 13-polige Jäger-systeem-stekker Oprijrail (Afb. 7,2) Bevestiging aan het De beide langsdragers (Afb.
Voor het rijden Aanhangerkoppeling (speciale uitvoering) Bij het aanbouwen van een aanhangerkoppeling de maximale steunbe- lasting en het aanhangwagengewicht afleiden uit de voertuigpapieren. Na 1.000 bedrijfsuren de bevestigingsschroeven van de aanhangerkop- peling aandraaien. Lastdrager en aanhangerkoppeling mogen niet tegelijkertijd worden gebruikt.
Pagina 35
Voor het rijden De knop voor het bedienen van de opstap is binnen in het voertuig nabij de ingangsdeur geplaatst. Als de opstap niet naar behoren ingeklapt en vergrendeld is en het contact wordt ingeschakeld, licht een rood controlelicht op het dashboard op. De waarschuwing op de opstap in acht nemen.
Voor het rijden TV-installatie (speciale uitvoering) Voor het begin van de rit het flatscreen en de beeldschermhouder in de basispositie brengen en vergrendelen. Wanneer de beeldschermhouder in een TV-kast is ingebouwd: TV-kast sluiten. Voor het begin van iedere rit controleren of de antenne zich in de par- keerstand bevindt.
Voor het rijden Aanbouwonderdelen vergrendelen Bij een ongeval of noodstop kunnen de losse aanbouwonderdelen de inzittenden van het voertuig verwonden. Voor de rit losse aanbouwon- derdelen in de daarvoor bestemde houders vergrendelen of op een vei- lige plek in het voertuig opbergen. Niet vergrendelde luiken en deuren kunnen tijdens het rijden openklappen en onderdelen van de binneninrichting beschadigen.
Voor het rijden 3.10 Sneeuwkettingen (speciale uitvoering) Sneeuwkettingen alleen monteren, als de afstand tussen banden en voer- tuigcarrosserie ten minste 50 mm bedraagt. Banden, wielophanging en besturing zijn blootgesteld aan een bijkomende belasting, als er sneeuwkettingen zijn gemonteerd. Met sneeuwkettingen langzaam (maximaal 50 km/u) en alleen over straten rijden die volledig met sneeuw zijn bedekt.
Pagina 39
Voor het rijden Controles Gecon- troleerd Wielkeggen verwijderd en opgeborgen Opstap veilig opgeborgen of ingeklapt Serviceluiken gesloten en vergrendeld Ingangsdeur gesloten Totale hoogte van het voertuig, incl. beladen dakdrager vast- gesteld en genoteerd. Informatie m.b.t. de hoogte in de be- stuurderscabine binnen handbereik bewaren Woonopbouw binnen Ramen en dakluiken gesloten en vergrendeld...
Pagina 40
Voor het rijden T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Tijdens de rit Hoofdstukoverzicht 4Tijdens de rit In dit hoofdstuk staan instructies voor het rijden met de camper. De instructies hebben betrekking op: de achteruitrijcamera met LCD-monitor de rijsnelheid de remmen de veiligheidsgordels de kinderzitjes de stoelen inclusief hoofdsteunen de opstelling van de zitplaatsen de vouwverduisteringen in de bestuurderscabine het tanken Rijden met de camper...
Tijdens de rit Achteruitrijcamera (speciale uitvoering) Afb. 20 Achteruitrijcamera met infra- roodverlichting In het voertuig is een achteruitrijcamera (Afb. 20,1) ingebouwd. Als het donker is, wordt het zichtveld van de achteruitrijcamera (Afb. 20,1) door infrarood-LED's verlicht. Afb. 21 LCD-monitor (Pioneer) Afb.
Tijdens de rit Ongelijkmatige of eenzijdige belading verandert het rijgedrag. Op onbekende wegen kunnen moeilijke verhoudingen van de rijbanen heersen en verrassende verkeerssituaties optreden. Pas daarom voor uw eigen veiligheid de rijsnelheid telkens aan de verkeerssituatie en de omgeving aan. De nationale wettelijke snelheidsbeperkingen aanhouden.
Tijdens de rit 4.6.2 Veiligheidsgordel juist dragen De gordel niet verdraaien. De gordel moet plat tegen het lichaam liggen. Voor het dragen van de veiligheidsgordel een correcte zithouding aan- nemen. De veiligheidsgordel wordt juist gedragen, wanneer de heupgordel onder de buik en over het heupgewricht loopt.
Pagina 45
Tijdens de rit De kinderzitjes zijn ingedeeld in vijf klassen: Klasse Lichaamsgewicht Leeftijd (ongeveer) Tot 10 kg Tot 9 maanden Tot 13 kg Tot 18 maanden 9 kg tot 18 kg 9 maanden tot 4 jaar 15 kg tot 25 kg 3 jaar tot 7 ½...
Tijdens de rit Pilotenstoel voor bestuurdersstoel en passagiersstoel Voor het begin van de rit alle draaibare stoelen in de rijrichting draaien en vergrendelen. De stoelen tijdens de rit in de rijrichting vergrendeld laten en niet ver- draaien. Voor het draaien van de stoelen in een opgesteld voertuig altijd de handrem trekken.
Tijdens de rit 4.10 Hoofdsteunen Afb. 26 Hoofdsteun zitbank Hoofdsteun (Afb. 26,1) voor het begin van de rit zo instellen, dat het achter- hoofd ongeveer op oorhoogte wordt ondersteund. Afb. 27 Symbool "Hoofdsteunen instellen" De hoofdsteunen met de hand naar boven trekken of naar beneden drukken. T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Tijdens de rit 4.11 Opstelling van de zitplaatsen Tijdens de rit mogen personen zich alleen ophouden op de toegelaten zitplaatsen. Het toegelaten aantal zitplaatsen kan worden afgeleid uit de voertuigpapieren. Tijdens het rijden is het verboden op de langszitbanken te zitten. Op zitplaatsen geldt de verplichting tot het dragen van veiligheidsgor- dels.
Tijdens de rit 4.12.2 Vouwverduistering Remis (gedeeltelijk speciale uitvoering) Tijdens de rit moeten de vouwverduisteringen voor de voorruit, het bestuurders- en passagiersraam geopend, vergrendeld en geborgd zijn. Afb. 30 Vouwverduistering voor de Afb. 31 Vouwverduistering voor voorruit bestuurders-/passagiersraam Vergrendelen: De beide helften van de vouwverduistering voor de voorruit bij de greep (Afb.
Pagina 50
Tijdens de rit T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Camper opstellen Hoofdstukoverzicht 5Camper opstellen In dit hoofdstuk staan instructies voor het opstellen van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: de handrem de opstap de oprijblokken de wielkeggen de bediening van de steunen de 230-V-aansluiting de koelkast het afstellen van de antenne het op- en uitrollen van de markies Het voertuig zo horizontaal mogelijk neerzetten.
Camper opstellen Steunen 5.5.1 Algemene instructies De hefsteunen mogen niet worden gebruikt als wagenkrik voor werk- zaamheden onder het voertuig (zoals het vervangen van een wiel of onderhoudswerkzaamheden). Er mogen geen personen onder het opgetilde voertuig gaan liggen. De handrem aantrekken alvorens de hefsteunen uit te klappen. De aangebouwde steunen niet als wagenkrik gebruiken.
Camper opstellen Inklappen: De steeksleutel op de zeskant (Afb. 32,1) plaatsen en draaien tot de hef- steun weer los komt van de grond. Wanneer de hefsteun verstelbaar in lengte is, de splitpen (Afb. 32,4) uit de steunvoetverlenging (Afb. 32,5) trekken. Steunvoetverlenging (Afb.
Camper opstellen 230-V-aansluiting Het voertuig kan op een 230-V-voorziening worden aangesloten (zie hoofdstuk 8). Koelkast Als de koelkast op 12-V-gebruik is gezet, verbruikt hij continu stroom. Daarom op gasgebruik instellen, als de voertuigmotor niet draait en het voertuig niet aan de 230-V-voorziening is aangesloten. Bij apparaten met automatische energiekeuze werkt het 12-V-gebruik van de koelkast bij automatisch gebruik alleen als de voertuigmotor draait.
Camper opstellen 5.8.1 Installatie met automatische antenneafstelling (Teleco) De satellietinstallatie is met een automatische positioneervoorziening uitge- rust. De automatische positioneervoorziening zorgt voor de exacte afstelling van de antenne. In het flatscreen is een digitale receiver geïntegreerd. De satellietinstallatie wordt met een afstandsbediening bediend. 1 TV-toets Aan/Uit 2 Toets Aan/Uit 3 Functietoetsen...
Camper opstellen Installatie afstellen: De televisie inschakelen. De receiver met de netschakelaar inschakelen. Als de groene LED op de infrarood ontvanger van de receiver brandt, dan is de receiver gebruiks- klaar. De receiver met de afstandsbediening inschakelen. De satellietantenne richt zich uit de parkeerstand op en schakelt in de zoekmodus. Als de installatie de satelliet heeft gevonden, dan verschijnt automatisch het gekozen TV-programma.
Camper opstellen Markies (speciale uitvoering) Bij harde wind, hevige regen of sneeuw de markies inrollen. Bij lichte regen een van de steunpoten verkorten, zodat het water kan weg- lopen. De markies alleen oprollen als het doek droog is. Als de markies met nat doek moet worden opgerold: De markies zo snel mogelijk weer uitrollen om het doek te laten drogen.
Wonen Hoofdstukoverzicht 6Wonen In dit hoofdstuk staan instructies voor het wonen in het voertuig. De instructies hebben betrekking op: het openen en sluiten van deuren en luiken de lichtschakelaars het instellen van de spotlights het positioneren van de televisie het ventileren van het voertuig het openen en sluiten van ramen en rolgordijnen het openen en sluiten van de vouwverduisteringen in de bestuurderscabine het openen en sluiten van de dakluiken...
Wonen Ingangsdeur Alleen met vergrendelde deuren rijden. Het vergrendelen van de deuren kan verhinderen, dat de deuren vanzelf open gaan, bijv. bij een ongeval. Vergrendelde deuren verhinderen tevens het ongewenste binnendringen van buitenaf, bijv. als u voor een verkeerslicht stopt. Door vergrendelde deuren kunnen echter hulpverleners in noodgeval het interieur van het voertuig moeilijk bereiken.
Wonen 6.2.2 Ingangsdeur, binnen (Hartal M1) Afb. 39 Deurslot ingangsdeur, binnen Openen: De hendel (Afb. 39,2) drukken. Vergrendelen: De schuif (Afb. 39,1) naar boven drukken. Er is een rode markering zicht- baar. 6.2.3 Ingangsdeur, buiten (Hartal met raam) Afb. 40 Deurslot ingangsdeur, buiten Openen: Sleutel in cilinderslot (Afb.
Wonen 6.2.4 Ingangsdeur, binnen (Hartal met raam) Afb. 41 Deurslot ingangsdeur, binnen Openen: Aan de greep (Afb. 41,2) trekken. Het deurslot wordt ontgrendeld of geo- pend. Vergrendelen: De greep (Afb. 41,2) boven in de richting van de greepkom (Afb. 41,1) drukken.
Wonen 6.2.6 Vouwbare hor aan de ingangsdeur (gedeeltelijk speciale uitvoering) De hor helemaal openen voordat de ingangsdeur wordt gesloten. Afb. 43 Sluiten: Hor aan de lijst (Afb. 43,1) volledig eruit trekken. Openen: Hor aan de lijst (Afb. 43,1) in de uitgangspositie terugschuiven. Serviceluiken Voor het begin van de rit alle serviceluiken sluiten en de sloten van de luiken vergrendelen.
Wonen 6.3.1 Klepslot met greepkom Voor het openen van het serviceluik alle slotgrepen tegelijk uittrekken die aan het serviceluik zijn aangebouwd. 1 Cilinderslot 2 Slotgreep Afb. 44 Klepslot met greepkom Openen: Sleutel in cilinderslot (Afb. 44,1) steken en een kwartslag draaien. Het klepslot is ontgrendeld.
Wonen 6.3.3 Klepslot met drukknop Al naar gelang de grootte van het luik is het serviceluik voorzien van een of twee afsluitbare druksloten. Afb. 46 Drukslot serviceluik Openen: Sleutel in cilinderslot van het afsluitbare drukslot (Afb. 46,1) steken en een kwartslag draaien.
Wonen Meubelluiken Voor het begin van de rit alle meubelluiken en binnendeuren sluiten en ver- grendelen. De in deze sectie afgebeelde meubelluiken zijn voorbeelden. Al naar gelang het model kunnen de sloten en grepen van de meubelluiken afwijken van de hier weergegeven vorm. 6.4.1 Meubelluiken met drukknop Afb.
Wonen 6.4.3 Meubelluiken met greep en ontgrendelingslijst Afb. 50 Greep met ontgrendelingslijst (voorbeeld) Openen: De ontgrendelingslijst (Afb. 50,1) indrukken en ingedrukt houden. Aan de greep (Afb. 50,2) trekken, totdat het meubelluik open is. Sluiten: Het meubelluik omlaagdrukken tot het luik merkbaar sluit en de vergrende- ling hoorbaar vastklikt.
Wonen 6.5.2 Binnen De in deze sectie afgebeelde lampen zijn voorbeelden. Niet alle in het voertuig gebruikte lampen zijn weergegeven. Aan de hand van de voor- beelden wordt de mogelijke inbouwplaats van lichtschakelaars verduide- lijkt. Het type en uiterlijk van de lichtschakelaars kan van de hier weergegeven vorm afwijken.
Wonen 6.5.3 Kledingkastverlichting (gedeeltelijk speciale uitvoering) De kledingkastverlichting kan uit de vastgeschroefde houder (Afb. 57,1) getrokken worden en als zaklamp gebruikt worden. Wanneer de kledingkastdeur gesloten wordt, wordt de kledingkastverlich- ting automatisch uitgeschakeld. Een lichtsensor zorgt ervoor dat de kledingkastverlichting alleen brandt indien het donker is.
Wonen Spotlight Gloeilampen en lamphouders kunnen erg warm worden. De gloeilampen en lamphouders eerst laten koelen voor u ze aanraakt. Als de lamp ingeschakeld of nog heet is, moet de veiligheidsafstand tot brandbare voorwerpen zoals stores of gordijnen tenminste 30 cm bedragen.
Wonen Houder voor flatscreen Voor het begin van de rit het flatscreen en de beeldschermhouder in de basispositie brengen en vergrendelen. Wanneer de beeldschermhouder in een TV-kast is ingebouwd: TV-kast sluiten. 6.7.1 Houder aan zuil De houder voor het flatscreen is bevestigd aan een zuil. Afb.
Wonen 6.7.3 Houder in de TV-kast De flatscreen is in de TV-kast aan een uitschuifdeel bevestigd. Afb. 62 Houder in de TV-kast Positioneren: Ontgrendelingslijst (Afb. 62,1) indrukken. Schuifblad (Afb. 62,2) tot de aanslag uittrekken. Flatscreen in de gewenste positie zwenken. Opbergen: Flatscreen terugdraaien naar de uitgangspositie.
Wonen 6.7.5 Houder achter hangkast Het flatscreen is achter een hangkast aan een uitschuifdeel bevestigd. Afb. 64 Houder achter hangkast Positioneren: Uitschuifdeel aan de greep (Afb. 64,1) tot de aanslag naar beneden trekken. Flatscreen in de gewenste positie zwenken. Opbergen: Flatscreen terugdraaien naar de uitgangspositie.
Wonen Ramen De ramen zijn uitgerust met verduisteringsrollo of vouwverduistering en met rolhor of vouwbare hor. Verduisteringsrollo's en rolhorren springen na het losmaken van de vergrendeling door trekkracht automatisch terug in de uitgangspositie. Om het trekmechanisme niet te beschadigen het verduis- teringsrollo of rolhor vasthouden en langzaam in de uitgangspositie terug- brengen.
Pagina 75
Wonen Afb. 65 Vergrendelingshendel met ver- Afb. 66 Vergrendelingshendel in stand grendelingsknop in stand "gesloten" "gesloten" Openen: Indien aanwezig, de vergrendelingsknop (Afb. 65,1) indrukken en inge- drukt houden. De vergrendelingshendel (Afb. 65,2 of Afb. 66,3) een kwartslag naar het midden van het raam draaien. Afb.
Wonen Afb. 69 Vergrendelingshendel met ver- Afb. 70 Vergrendelingshendel in stand grendelingsknop in stand "con- "continue ventilatie" tinue ventilatie" Continue ventilatie Met de vergrendelingshendel kan het uitzetbaar raam in twee verschillende standen worden gezet: In stand "continue ventilatie" (Afb. 69 en Afb. 70) In stand "vast afgesloten"...
Wonen 6.9.2 Verduisteringsrollo en rolhor De rolgordijnen voor het begin van de rit openen. Als de rolgordijnen gesloten zijn, kan de veeras door de schokken worden beschadigd. Al naargelang het raamformaat zijn de rolgordijnen uitgerust met één of twee grepen. De ramen zijn uitgerust met verduisteringsrollo en rolhor.
Wonen 6.9.3 Vouwverduistering en rolhor De ramen zijn uitgerust met vouwverduistering en rolhor. De rolhor kan alleen samen met de vouwverduistering worden verschoven. Afb. 72 Uitzetbaar raam Vouwverduistering De vouwverduistering bevindt zich in de rolgordijnbehuizing onderaan. Sluiten: Vouwverduistering in het midden van de greeplijst (Afb. 72,3) vastpakken, van onder naar boven trekken en op de gewenste hoogte loslaten.
Wonen 6.9.4 Vouwverduisteringen voor voorruit, bestuurdersraam en passagiersraam Afhankelijk van het model wordt de bestuurderscabine met vouwgordijnen of vouwverduisteringen Remis (speciale uitvoering) verduisterd. Vouwgordijn De vouwgordijnen worden bij het voertuig geleverd. Afb. 73 Vouwgordijn aan passagiers- Afb. 74 Bevestiging vouwgordijn raam De vouwgordijnen (Afb.
Wonen Bestuurdersraam en passagiersraam Afb. 76 Vouwverduistering voor bestuurders-/passagiersraam Verduisteren: Ontgrendelingsgrepen (Afb. 76,1) indrukken en ingedrukt houden. De vouwverduisteringen voor het bestuurdersraam en het passagiersraam aan de greep (Afb. 76,2) naar de andere raamzijde trekken en met de mag- neetstrips vastzetten. Vouwverduistering openen: Ontgrendelingsgrepen (Afb.
Wonen Al naargelang het weer de dakluiken zo ver sluiten, dat er geen vocht kan binnendringen. Niet op de dakluiken gaan staan. Voor het begin van de rit de dakluiken sluiten. Voor het begin van de rit de vergrendeling van de dakluiken controleren. Bij het verlaten van het voertuig altijd de dakluiken sluiten.
Wonen Afb. 79 Verduisteringsrollo Verduisteringsrollo Al naargelang de uitvoering is een verduisteringsrollo gemonteerd. Sluiten: De hor (Afb. 77,2) aan de greep (Afb. 77,1) naar beneden zwenken. Verduisteringsrollo (Afb. 79,2) aan de greep (Afb. 79,1) eruit trekken en de houder (Afb. 79,3) in de haken (Afb. 79,4) van de hor vasthaken. Hor naar boven schuiven, tot deze vastklikt.
Wonen Afb. 82 Heki-dakluik in ventilatiestand Afb. 83 Vergrendeling ventilatiestand Ventilatiestand Het Heki-dakluik kan in twee ventilatiestanden worden gezet: Stand voor slecht weer (Afb. 82,1) en middelste stand (Afb. 82,2). Afhankelijk van het model kan het dakluik in de middelste stand met de beide grendels (Afb. 83,1) links en rechts aan het frame van het dakluik worden vergrendeld.
Wonen 6.10.3 Draaidakluik (speciale uitvoering) Afb. 84 Draaidakluik Het draaidakluik kan met de handslinger worden geopend. Openen: De handslinger (Afb. 84,2) draaien, tot er weerstand merkbaar is. Sluiten: De handslinger draaien, tot het draaidakluik is gesloten. Na nog twee of drie omwentelingen kan het draaidakluik worden vergrendeld.
Wonen Afb. 85 Dakluik Omni-Vent Afb. 86 Bedieningsveld van de venti- lator Openen: Draaiknop (Afb. 85,1) draaien tot de gewenste openingshoek is bereikt. Sluiten: Draaiknop (Afb. 85,1) draaien tot het dakluik helemaal is gesloten. Om de hor te sluiten en te openen: Sluiten: Hor aan de greep (Afb.
Wonen Boost-functie: Toets voor ventileren ongeveer 3 seconden ingedrukt houden. De venti- lator wordt in de hoogste ventilatiestand gezet en vervolgens na ongeveer 5 minuten automatisch teruggezet in de stand die daarvoor was ingesteld. Toets voor ontluchten ongeveer 3 seconden ingedrukt houden. De venti- lator wordt in de hoogste ontluchtingsstand gezet en vervolgens na onge- veer 5 minuten automatisch teruggezet in de stand die daarvoor was ingesteld.
Pagina 87
Wonen Sluiten: Kartelknop (Afb. 89,1) draaien tot bevestiging los is. Dakluik sluiten. Indien aanwezig, de vergrendelingsknop (Afb. 87,1) indrukken en inge- drukt houden. Alle vergrendelingshendels (Afb. 87,2 of Afb. 88,3) een kwartslag naar het frame draaien. De vergrendelingsneus (Afb. 87,3 of Afb. 88,2) ligt aan de binnenzijde van de luikvergrendeling (Afb.
Wonen Afb. 92 Dakluik Skyroof Vouwverduistering De vouwverduistering is onderaan in de kozijn aangebracht. Sluiten: De vouwverduistering in het midden van de afsluitstaaf vastpakken en voorzichtig naar boven trekken. De vouwverduistering op de gewenste positie loslaten. De vouwverduiste- ring blijft in deze positie staan. Openen: De vouwverduistering aan de afsluitstaaf voorzichtig omlaag tot aan de aanslag van het kozijn terug laten lopen.
Wonen De tafels beschikken al naargelang het model over afzonderlijke of meer- dere van de hierboven genoemde verstelmogelijkheden en kenmerken. Hierna wordt de basisbediening van de tafels beschreven. Het type en de positie van de bedieningselementen kunnen in enkele gevallen iets afwijken. 6.11.1 Vaste tafel Tafelpoot...
Wonen Tafel verkleinen: Tafelverlenging (Afb. 95,2) onder het tafelblad (Afb. 95,1) draaien tot de vergrendeling hoorbaar vastklikt. 6.11.2 Hangtafel Tafelpoot De tafelpoot kan op twee verschillende hoogtes worden ingesteld: Normale tafelhoogte Verlaagde tafelhoogte (bij de ombouw tot bed-onderstel) Om de tafel lager te zetten, zijn (al naargelang het model) de volgende moge- lijkheden beschikbaar: Lange tafelpoot door korte tafelpoot vervangen Een deel van de tafelpoot inklappen...
Wonen Het tafelblad in de 45°-hoek met de houders in de onderste houder hangen en met de verkorte tafelpoot op de grond zetten. Tafelblad vergrendelen. 6.11.3 Heftafel Tafelpoot De tafelpoot is aan de vloer vastgeschroefd, de tafel kan met behulp van een hefmechanisme lager gezet worden tot bed-onderstel.
Wonen Voor het laten zakken van het tafelblad de kussens van de banken verwij- deren of het tafelblad al naargelang de inbouwverhoudingen verschuiven. Ombouw tot bed-onderstel: De hendel (Afb. 98,2) onder het tafelblad 180° met de klok mee draaien. Het hefmechanisme in de tafelpoot wordt ontgrendeld. Tafelblad tot de aanslag naar beneden drukken en in deze positie houden.
Wonen 6.11.5 Heftafel, verschuifbaar (speciale uitvoering) Tafelpoot De tafel is verschuifbaar. De tafel kan met behulp van een hefmechanisme lager gezet worden tot bed-onderstel. Tafelblad verstellen Het tafelblad kan al naargelang het model in lengte- en/of dwarsrichting ver- schoven worden. Afb.
Wonen Afb. 102 Tafelpoot, verschuifbaar De tafel kan in dwarsrichting verschoven worden. Tafel verschuiven: Tafel in gewenste stand schuiven. 6.12 Bedden 6.12.1 Vast bed (gasdrukveer) Afb. 103 Vast bed Onder het bed bevindt zich een opbergruimte. Voor het inruimen of uitruimen van de opbergruimte van binnen in het voertuig de lattenbodem naar boven klappen.
Wonen 6.12.2 Vast bed (verstelbaar hoofddeel) Lattenbodem bij het sluiten niet naar beneden laten vallen! Afb. 104 Verstelbaar hoofddeel Afhankelijk van uitrusting is het hoofddeel van de lattenbodem in meerdere trappen verstelbaar. Hoofddeel optillen: Hoofddeel (Afb. 104,2) van de lattenbodem tot de gewenste stand optillen. De opsteller (Afb.
Wonen 6.12.4 Hefbed, elektrisch bedienbaar (speciale uitvoering, Ixeo) Het hefbed met maximaal 200 kg belasten. Bij het neerlaten of optillen niet tussen bed en zijwand grijpen. Beknel- lingsgevaar! Het bed uitsluitend neerlaten of heffen als er zich geen personen in het hefbed bevinden.
Pagina 97
Wonen Hefbed neerlaten: Hindernissen in het uitschuifbereik van het hefbed verwijderen (bijv. stoelen naar voren schuiven en draaien, kussens verwijderen of omklappen, gordijnen en stores verwijderen). Lampen onder het hefbed uitschakelen. Sleutel in sleutelschakelaar (Afb. 105,1) 90° met de klok mee draaien. Het bedieningspaneel (Afb.
Pagina 98
Wonen Overbelastings- Wanneer het hefbed bij het openen of sluiten een hindernis (bijvoorbeeld een beveiliging persoon of een hoofdsteun) raakt, stopt de overbelastingsbeveiliging van de motor de verdere beweging van het hefbed. Wanneer de overbelastingsbevei- liging is geactiveerd, de zekering van de motorbesturing bij het elektroblok (reserve 3) controleren (zie sectie 8.10.1).
Wonen 6.12.5 Hefbed, elektrisch bedienbaar (Ixeo Time) Het hefbed met maximaal 200 kg belasten. Bij het neerlaten of optillen niet tussen bed en zijwand grijpen. Beknel- lingsgevaar! Het bed uitsluitend neerlaten of heffen als er zich geen personen in het hefbed bevinden.
Pagina 100
Wonen Hefbed optillen: Leeslampen in hefbed uitschakelen. Pijltjestoets (Afb. 107,1) indrukken en zolang ingedrukt houden totdat het hefbed in de eindstand naar boven is geschoven. Ervoor zorgen dat geen voorwerpen tussen dak en hefbed klemmen. Overbelastings- Wanneer het hefbed bij het openen of sluiten een hindernis (bijvoorbeeld een beveiliging persoon of een hoofdsteun) raakt, stopt de overbelastingsbeveiliging van de motor de verdere beweging van het hefbed.
Wonen Afb. 110 Toegang tot de aandrijving Afb. 111 Toegang tot de aandrijving (alternatief) Noodbedrijf Wanneer het hefbed met het bedieningspaneel niet meer kan worden bewogen (bijvoorbeeld door het uitvallen van de boordnetspanning), moet het hefbed met de hand worden bediend. Daarvoor als volgt te werk gaan: Afb.
Pagina 102
Wonen De onderstaande tabel geeft een overzicht van de zitgroepen die in de afzon- derlijke modellen zijn ingebouwd en vermeldt de paragraaf waarin het ombouwen tot bed beschreven is. In hoofdstuk 16 zijn de plattegronden van de verschillende modellen afge- beeld.
Pagina 103
Wonen Model Zitgroep Tafelvorm Sectie IT 745 Aparte zitbank met Hangtafel met Dwarsbed 6.13.3 dinette zijzitting draaiplaat IT 745 L-zitgroep met zijzit- Heftafel Dwarsbed 6.13.4 L-SG ting Nexxo T 660 Aparte zitbank met Hangtafel met Dwarsbed 6.13.3 dinette zijzitting draaiplaat T 660 L-zitgroep met zijzit- Heftafel...
Wonen De volgende weergaven gelden gedeeltelijk voor verschillende voertuigen. De lengte, breedte en vorm van afzonderlijke kussens kunnen daarom van de weergegeven kussen afwijken. 6.13.1 Ombouw half-dinette tot noodbed Afb. 113 Voor de ombouw Afb. 114 Na de ombouw Bestuurdersstoel naar de tafel draaien. Bestuurdersstoel helemaal naar voren schuiven (van de tafel weg).
Wonen 6.13.3 Ombouw half-dinette tot dwarsbed (met extra kussen tafel) Afb. 117 Voor de ombouw Afb. 118 Na de ombouw De hangtafel tot bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.11). Het rugkussen van de zitbank terzijde leggen. Het deksel van de zijzitting/de zitbank aan de zijkant tot de aanslag naar het midden van het voertuig schuiven.
Wonen Steun onder het extra kussen met versterkingsplaat helemaal uitklappen. De haken aan het extra kussen met versterkingsplaat in de houders aan de zitkist vasthaken en steun op de grond zetten. 6.13.5 Ombouw L-zitgroep tot dwarsbed (zonder extra kussen tafel) Afb.
Wonen 6.13.7 Ombouw L-zitgroep tot dwarsbed (Ixeo IT 734) Afb. 125 Voor de ombouw Afb. 126 Na de ombouw Heftafel in bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.11). Het deksel van de zitbank aan de zijkant tot de aanslag naar het midden van het voertuig schuiven.
Wonen 6.14 Doucheaansluiting voor buitendouche (speciale uitvoering) De buitendouche alleen gebruiken, wanneer de afstand tot de dichtstbij- zijnde elektrische apparaten of aansluitingen ten minste 1,20 m bedraagt. Gevaar van elektrische schok! Bij langere stilstand en vorstgevaar de waterinstallatie leegmaken. Afb. 128 Doucheaansluiting buiten Buitendouche aansluiten: Deksel (Afb.
Gasinstallatie Hoofdstukoverzicht 7Gasinstallatie In dit hoofdstuk staan instructies voor de gasinstallatie van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: de veiligheid het wisselen van gasflessen de gasafsluitkranen de externe gasaansluiting de automatische omschakelinstallatie De bediening van de op gas werkende apparaten van het voertuig is in hoofdstuk 9 beschreven.
Gasinstallatie Ontstekingsbeveiligingen moeten na uitgaan van de gasvlam binnen een minuut sluiten. Daarbij is een klik te horen. Werking zo nu en dan controleren. De ingebouwde gastoestellen zijn uitsluitend ontworpen voor gebruik met propaangas, butaangas of een mengsel van beide gassen. De gas- drukregelaar alsmede alle ingebouwde gastoestellen zijn ontworpen voor een bedrijfsdruk van 30 mbar.
Gasinstallatie Bij temperaturen onder 5 °C ijsbestrijdingsinstallatie (Eis-Ex) voor gas- drukregelaar gebruiken. Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met ingebouwd terugslagventiel (blauwe flessen met een inhoud van max. 2,5 resp. 3 kg) mogen in uitzonderingsgevallen met een veiligheidsven- tiel worden gebruikt.
Gasinstallatie Bevestigingsriemen losmaken en gasfles uitnemen. Gevulde gasfles in de gaskast zetten. Gasfles met de bevestigingsriemen bevestigen. Gasslang met de hand op de gasfles schroeven (linkse schroefdraad). Serviceluik voor gaskast sluiten. Gasafsluitkranen 1 Kookplaat 2 Warm water 3 Koelkast 4 Bakoven/grill 5 Verwarming 6 Warmwater/verwarming HYW08720...
Gasinstallatie Externe gasaansluiting (speciale uitvoering) Als de externe gasaansluiting niet wordt gebruikt, altijd de gasafsluit- kraan sluiten. Op de externe gasaansluiting alleen gasverbruikers aansluiten die de passende adapter hebben. Alleen externe gasverbruikers aansluiten die zijn ontworpen voor een bedrijfsdruk van 30 mbar. Erop letten dat na het aansluiten en na het openen van de gasafsluit- kraan geen gas uit het aansluitpunt ontsnapt.
Gasinstallatie Omschakelinstallatie Crash-Protection-Unit (speciale uitvoering) De omschakelinstallatie niet gebruiken in gesloten ruimtes. Wanneer het voertuig is uitgerust met de Crash-Protection-Unit, mag tij- dens de rit de woonruimteverwarming worden gebruikt. Wanneer het voertuig is uitgerust met een paneel uit de DT-serie en de bediening van de omschakelinstallatie via dit paneel plaatsvindt, vervalt het bedieningspaneel.
Gasinstallatie Afb. 134 Bedieningspaneel Afb. 135 Bedieningspaneel met afstandsindicatie Aan het bedieningspaneel (Afb. 134) kunnen alleen de elektrische functies worden geschakeld. De hoofdafsluitkranen van de gasflessen (Afb. 133,7) en de ontgrendelingen (Afb. 133,6) moeten handmatig worden geopend. Het omschakelventiel waarborgt een constante gasdruk, om het even welke gasfles gas levert.
Pagina 116
Gasinstallatie In gebruik nemen: Hoofdafsluitkranen van de gasflessen (Afb. 133,7) openen. Ontgrendelingen (Afb. 133,6) na elkaar 10 seconden lang ingedrukt houden. Met de draaiknop (Afb. 133,3) op het omschakelventiel (Afb. 133,4) de gasfles kiezen waaruit als eerste gas genomen moet worden (bedrijfsfles). Draaiknop altijd tot aanslag draaien.
Elektrische installatie Hoofdstukoverzicht 8Elektrische installatie In dit hoofdstuk staan instructies voor de elektrische installatie van het voer- tuig. De instructies hebben betrekking op: de veiligheid verklaringen van begrippen met betrekking tot de accu de USB-aansluiting het 12-V-boordnet de radiokeuzeschakelaar de startaccu de woonruimteaccu het elektroblok het paneel...
Elektrische installatie Begrippen Rustspanning De rustspanning is de spanning van de accu in rusttoestand, d.w.z. er wordt geen stroom opgenomen en de accu niet geladen. Voor de meting moet de batterij tot rust zijn gekomen. Daarom: Nadat deze voor het laatst is opgeladen of na de laatste stroomontname door verbrui- kers circa 2 uur wachten, totdat de rustspanning wordt gemeten.
Elektrische installatie USB-aansluiting (gedeeltelijk speciale uitvoering) De laadstroom bedraagt maximaal 1 ampère. Het voertuig heeft in het voorste gedeelte van de woonruimte een laadstation met USB-aansluiting. Op deze aansluiting kunnen alle USB-apparaten worden aangesloten en opgeladen. Afb. 136 USB-aansluiting 12-V-boordnet Aan de contactdozen (Afb.
Elektrische installatie 8.4.1 Radiokeuzeschakelaar (speciale uitvoering) Afhankelijk van de uitvoering is een radio met een geïntegreerd navigatie- toestel of een multimediastation beschikbaar (hierna simpelweg radio genoemd). De keuzeschakelaar Radio is met een LCD-display van Pioneer in het voertuig ingebouwd. Afb. 138 Keuzeschakelaar voor bedrijfsmodus Radio samen met contact Keuzeschakelaar in stand "0"...
Pagina 121
Elektrische installatie Laden In deze sectie vindt u instructies voor het laden van de startaccu. Accuzuur in de accu is giftig en bijtend. Ieder contact met de huid of de ogen vermijden. Bij het laden met een extern laadapparaat bestaat explosiegevaar. Bij het plaatsen van de poolklemmen kunnen vonken ontstaan.
Elektrische installatie 8.4.3 Woonruimteaccu Voor het laden van de woonruimteaccu alleen het ingebouwde elektroblok gebruiken. Na de reis de woonruimteaccu volledig opladen. Voor een tijdelijke stilstand de accu volledig opladen. Bij het vervangen van de woonruimteaccu alleen accu's van dezelfde bouwwijze en dezelfde capaciteit gebruiken.
Elektrische installatie Ook een vol geladen woonruimteaccu wordt na langere tijd door ruststroom (stille verbruikers) diepontladen. Bij lage buitentemperaturen verlaagt de beschikbare capaciteit. De zelfontlading van de accu is eveneens afhankelijk van de temperatuur. Bij 20 tot 25 °C bedraagt het zelfontladingspercentage ca. 3 % van de capaciteit/ maand.
Pagina 124
Elektrische installatie Afb. 139 Elektroblok (EBL 99) Netaansluitdoos 230 V~ Blok 1: Uitgang koelkast (D+, verwarmingspatroon) Blok 2: Ingang koelkast uit startaccu, dynamo D+ Blok 4: Uitgang verwarming, basisverlichting (verlichting in het ingangsbereik), opstap Blok 3: Uitgang paneel Blok 5: Uitgang reserve 2, reserve 3, reserve 4, verbruikers met continu plus (bijv. satellietinstallatie, ijs-ex) Blok 6: Ingang zonneregelaar (voor zover aanwezig) Blok 7: Ingang extra laadapparaat, brandstofcel...
Elektrische installatie 8.5.1 Accu-scheidingsschakelaar De accu-scheidingsschakelaar schakelt alle verbruikers van de woonruimte uit, ook stille verbruikers. Zelfs verbruikers als opstap, basisverlichting of koel- kast werken dan niet meer. Daardoor wordt een langzame ontlading van de woonruimteaccu vermeden als het voertuig gedurende langere tijd niet wordt gebruikt (bijv.
Elektrische installatie 8.5.4 Acculading Als de voertuigmotor draait, worden de woonruimteaccu en de startaccu door een relais in het elektroblok aaneengeschakeld en de voertuigdynamo bijge- laden. Als de voertuigmotor is uitgeschakeld, worden de accu's automatisch door het elektroblok weer van elkaar gescheiden. Daardoor wordt voorkomen dat de startaccu door elektrische verbruikers in de woonruimte wordt ontladen.
Elektrische installatie Bij het verlaten van het voertuig de 12-V-voorziening via het paneel uit- schakelen. Zo kan een onnodige ontlading van de woonruimteaccu worden vermeden. Verbruikers als regelapparaten (bijv. zonneregelaar, ijs-ex of paneel) of inbouwapparatuur (bijv. verwarming, koelkast of opstap) halen verder stroom van de accucapaciteit, ook wanneer de 12-V-voorziening op het paneel is uitgeschakeld.
Elektrische installatie Accuspanning Rijden Accugebruik Netgebruik (waarden bij lo- (voertuig rijdt, (voertuig staat (voertuig staat pende werking) geen 230-V-aan- stil, geen 230-V- stil, 230-V-aan- sluiting) aansluiting) sluiting) 13,3 V tot 13,7 V Accu wordt gela- Treedt slechts Accu wordt gela- den (hoofdlading) kortdurend na het den (hoofdlading)
Elektrische installatie 8.6.3 Schakelaar voor waterpomp Inschakelen: Wipschakelaar (Afb. 140,4) boven indrukken "I": De watervoorziening is ingeschakeld. Uitschakelen: Wipschakelaar (Afb. 140,4) beneden indrukken "O": De watervoorziening is uitgeschakeld. Als het voertuig niet op de 230-V-voorziening is aangesloten en de water- pomp langere tijd niet wordt gebruikt: Stroomvoorziening van de water- pomp uitschakelen.
Elektrische installatie Paneel LT 96 (Ixeo) 12-V-controlelicht Toets voor opvragen van de accus- panning van de woonruimteaccu 230-V-controlelicht Toets voor opvragen van het peil in de watertank Controlelicht waterpomp Toets voor waterpomp (Aan/Uit) Toets voor opvragen van het peil in de afvalwatertank Indicatie-instrument V/tank Waarschuwingslicht "ALARM"...
Elektrische installatie De volgende tabellen helpen u de op paneel LT 96 getoonde accuspanning van de woonruimteaccu juist te interpreteren. Accuspanning Rijden Accugebruik Netgebruik (waarden bij lo- (voertuig rijdt, (voertuig staat (voertuig staat pende werking) geen 230-V-aan- stil, geen 230-V- stil, 230-V-aan- sluiting) aansluiting)
Elektrische installatie Tankpeil slechts kort aflezen. Als de indicatie langere tijd ingeschakeld blijft, kunnen de meetvoelers beschadigd raken. 8.7.3 Toets voor waterpomp Inschakelen: Toets (Afb. 141,6) indrukken: De watervoorziening is ingeschakeld. Het controlelicht waterpomp (Afb. 141,5) brandt. Uitschakelen: Toets (Afb. 141,6) indrukken: De watervoorziening is uitgeschakeld. Het controlelicht waterpomp (Afb.
Elektrische installatie Zonnepanelen (speciale uitvoering) De zonnecollectors (zonnecelmodule) beschermen tegen mechanische belasting. De zonnepanelen leveren bij maximale zoninstraling de hoogste stroom. Zorg ervoor dat de zonnecollectors (zonnecelmodule) direct zonlicht kunnen ontvangen. Onder bomen en bruggen is de zoninstraling geringer dan op een open plek.
Elektrische installatie 230-V-boordnet Alleen vaklieden aan de elektrische installatie laten werken. De elektrische installatie van het voertuig elke drie haar door een geau- toriseerde vakman laten controleren. Bij veelvuldig gebruik van het voer- tuig wordt een jaarlijkse controle aanbevolen. Het 230-V-boordnet verzorgt: de contactdozen met randaarde voor apparaten met maximaal 16 A de koelkast het elektroblok...
Pagina 135
Elektrische installatie Afb. 143 230-V-zekeringenkast met beveiligingsautomaat en FI- schakelaar Voertuig aansluiten: Controleren of het stroomvoorzieningsapparaat met betrekking tot de aan- sluiting, spanning, frequentie en stroom geschikt is. Controleren of de kabels en aansluitingen geschikt zijn. Stekkerverbindingen en kabels op zichtbare beschadigingen controleren. Beveiligingsautomaat (Afb.
Elektrische installatie 8.10 Zekeringen Defecte zekeringen alleen vervangen, als de foutoorzaak bekend en verholpen is. Defecte zekeringen alleen vervangen als de stroomvoorziening is uitge- schakeld. Zekeringen nooit overbruggen of repareren. Defecte zekeringen altijd vervangen door een nieuwe zekering met dezelfde zekeringswaarden. 8.10.1 Zekeringen 12 V De verbruikers die in de woonruimte op de 12-V-voorziening zijn aangesloten,...
Pagina 137
Elektrische installatie Zekeringen aan de De zekeringen zijn naast de woonruimteaccu ingebouwd. woonruimteaccu 1 Platte Jumbo-zekering 50 A/rood (voor elektroblok) 2 Platte zekering 2 A/grijs (voor accuvoeler woonruimteaccu) Afb. 147 Zekeringen aan de woonruim- teaccu Zekeringen aan de In een van beide stoelconsoles is een relaisbox (AD01) ingebouwd. De relaisbox AD01 relaisbox dient ervoor om de niet door het basisvoertuig beschikbaar gestelde signalen voor de chassisverlichting te genereren.
Pagina 138
Elektrische installatie Functie Waarde/kleur Circuit 1 10 A rood Circuit 2 10 A rood 10 A rood Pomp voor water 5 A lichtbruin Zekering van het De zekering bevindt zich in het behuizingsframe van de Thetford-cassette. Thetford-toilet (zwenkbaar toilet) 1 Platte zekering 3 A/violet Afb.
Pagina 139
Elektrische installatie Zekering van de De zekeringen bevinden zich op de regelaar (Afb. 150,1). verwarming voor afvalwaterleidingen Afb. 150 Regelaar verwarming voor afvalwaterleidingen Vervangen: Verwarming uitschakelen De zekering (Afb. 150,2) vervangen. Zekeringen voor hefbed Afhankelijk van het model bevinden de zekeringen van het hefbed zich aan de motorbesturing bij de riemaandrijving.
Elektrische installatie 8.11 Buitencontactdoos (speciale uitvoering) 1 TV-contactdoos 2 12-V-contactdoos 3 SAT-contactdoos 4 230-V-contactdoos Afb. 155 Buitencontactdoos Met de 230-V-contactdoos en de 12-V-contactdoos kunnen elektrische appa- raten in de voortent gebruikt worden. Aansluitmogelijkheden De TV-contactdoos en de SAT-contactdoos bieden meerdere mogelijkheden voor het gebruik van de TV: Afb.
Pagina 143
Elektrische installatie Afb. 159 Aansluitschema paneel (IT 96-2) 2 x AMP insteekklemmen 4,8 x 0,8 + 12 V Pomp Lumberg MSFQ 5-voudig Basis afvalwatertank Lumberg MSFQ 6-voudig Basis watertank n. c. Lumberg MSFQ 9-voudig 12-V-controle Hoofdschakelaar 12 V Uit Hoofdschakelaar 12 V Aan + Startaccu 12 V + Sensor woonruimteaccu Min sensor woonruimteaccu...
Pagina 144
Elektrische installatie Afb. 160 Aansluitschema, paneel (LT 96) 2 x AMP insteekklemmen 4,8 x 0,8 Pomp + 12 V Lumberg MSFQ 5-voudig Basis afvalwatertank Lumberg MSFQ 6-voudig Basis watertank n. c. Lumberg MSFQ 9-voudig 12-V-controle Hoofdtoets 12 V Uit Hoofdtoets 12 V Aan + Startaccu 12 V + Sensor woonruimteaccu Min sensor woonruimteaccu...
Inbouwapparatuur Hoofdstukoverzicht 9Inbouwapparatuur In dit hoofdstuk staan instructies voor de inbouwapparatuur van het voertuig. De instructies hebben alleen betrekking op de bediening van de inbouwappa- ratuur. Verdere informatie over de inbouwapparatuur kunt u in de gebruiksaanwij- zingen van de inbouwapparatuur vinden, die apart bij het voertuig zijn meege- leverd.
Inbouwapparatuur Verwarming en boiler De verwarming kan gebruikt worden om zowel het interieur van het voertuig te verwarmen (door verwarming van de lucht in de ruimte), als het warmwater (boilerfunctie). De volgende instructies gelden ook wanneer de verwarming alleen als boiler wordt gebruikt. Gas wegens explosiegevaar nooit onverbrand laten uitstromen.
Inbouwapparatuur 9.2.1 Modeluitvoeringen met gasafvoerschoorsteen aan de rechter voertuigkant Als de voortent is opgebouwd en de verwarming in gasgebruik is inge- schakeld, kunnen de afvoergassen van de verwarming zich ophopen in de ruimte van de voortent. Verstikkingsgevaar! Zorgen voor een toerei- kende ventilatie.
Inbouwapparatuur 9.2.3 Heteluchtverwarming en boiler met digitaal bedieningspaneel CP plus Als de verwarming bij vorstgevaar niet wordt gebruikt, de boiler leegmaken. Bedieningspaneel Het bedieningspaneel bestaat uit twee gedeeltes: Display Bedieningstoetsen 1 Display 2 Draai-/drukknop 3 Toets Terug Afb. 164 Bedieningspaneel Na het inschakelen worden de laatst ingestelde waarden/werkingsparameters geactiveerd.
Pagina 151
Inbouwapparatuur 1 Indicatie 2 Statusregel 3 Bovenste menuregel 4 Aanduiding netspanning 230 V 5 Onderste menuregel 6 Draai-/drukknop 7 Toets Terug 8 Weergavebereik instellingen en waarden 9 Aanduiding tijdschakelklok Afb. 165 Bedieningspaneel met aandui- dingen Display Het display bestaat uit vier gedeeltes: Statusregel (Afb.
Pagina 152
Inbouwapparatuur Draai-/drukknop draaien tot de gewenste waarde wordt weergegeven. Draai-/drukknop indrukken om de ingestelde waarde op te slaan. Het sym- bool in de statusregel (Afb. 165,2) knippert tot de ingestelde ruimtetempe- ratuur is bereikt. Als de oorspronkelijk ingestelde waarde toch niet gewijzigd moet worden: Toets Terug (Afb.
Pagina 153
Inbouwapparatuur Afb. 167 Veiligheids-/aftapventiel van de boiler Inbouwplaats Zie hoofdstuk 16. Boiler vullen/leegmaken De boiler wordt uit de watertank van water voorzien. Boiler met water vullen: 12-V-voorziening op het paneel inschakelen. Veiligheids-/aftapventiel sluiten. Hiervoor de draaiknop (Afb. 167,1) dwars ten opzichte van het veiligheids-/aftapventiel draaien en de drukknop (Afb.
Inbouwapparatuur Het 230-V-elektragebruik is alleen mogelijk, als het voertuig op de 230-V- voorziening is aangesloten. De capaciteitsstand bij het 230-V-elektragebruik zo kiezen dat deze met de beveiliging van de 230-V-aansluiting overeenkomt (900 W bij 3,9-A-zeke- ring, 1800 W bij 7,8-A-zekering). De combinatie van gasgebruik en 230-V-elektragebruik verkort de verwar- mingstijd van het voertuig.
Inbouwapparatuur 9.2.4 Warmwaterverwarming en boiler Alde (speciale uitvoering) Warmwaterverwarming nooit zonder verwarmingsvloeistof gebruiken. Letten op instructies uit hoofdstuk 12. Nooit gaten in de vloer boren. Daardoor kunnen de warmwaterbuizen beschadigd raken. Als de warmwaterverwarming in gebruik is, moet altijd de circulatiepomp aangeschakeld zijn.
Pagina 156
Inbouwapparatuur Display Het display (Afb. 168,1) is als contactvlak (touchscreen) ontworpen. Het aan- raken van symbolen roept de bijbehorende functie op. Afb. 169 Startscherm Startscherm Na het inschakelen van de verwarming verschijnt het startscherm op het dis- play. Het startscherm bevat de volgende informatie: Symbool Betekenis Dit symbool verschijnt als de circulatiepomp geactiveerd is...
Inbouwapparatuur Symbool Betekenis Knop Gereedschapmenu's Knop AC voor inschakelen van de automatische airconditioning (alleen zichtbaar wanneer klimaatregeling Truma Aventa aanwe- zig is) Knop voor ingeschakelde functies Gereedschapmenu's Via de gereedschapmenu's kunnen de verschillende functies van de verwar- ming opgeroepen en ingesteld worden. De pijlsymbolen dienen voor het wis- selen tussen de menu's.
Inbouwapparatuur Verwarming inschakelen: Toets " " indrukken. Het startscherm verschijnt op het display. De ver- warming start automatisch. Verwarming uitschakelen: Toets " " indrukken. De verwarming schakelt uit. Toerental van de circulatiepomp instellen De warmwaterverwarming is uitgerust met een zeer sterke pomp. De pomp bij kleinere voertuigen alleen dan op vol vermogen gebruiken als de buis- leidingen worden ontlucht.
Inbouwapparatuur Warmtewisselaar Alde (speciale uitvoering) De warmtewisselaar functioneert alleen als de voertuigmotor draait. Als de warmtewisselaar niet wordt gebruikt (bijv. in de zomer), de warmte- wisselaar met de afsluitkraan afsluiten. Met de warmtewisselaar kan de woonruimte van het voertuig tijdens de rit worden verwarmd, zonder de warmwaterverwarming van de woonruimte in gebruik te nemen.
Inbouwapparatuur Extra circulatiepomp Alde (speciale uitvoering) De extra circulatiepomp functioneert alleen als de warmtewisselaar is inge- bouwd en ingeschakeld en de warmwaterverwarming werkt. Afb. 174 Extra circulatiepomp Via de extra circulatiepomp (Afb. 174,1) kan de motor van het voertuig bij stil- stand worden verwarmd.
Inbouwapparatuur Boiler vullen/leegmaken De boiler wordt uit de watertank van water voorzien. Al naargelang het model is het voertuig van een of twee aftapkranen voor- zien. Afb. 176 Aftapkraan Boiler met water vullen: Aftapkraan/aftapkranen sluiten. Daarvoor kiphendel (Afb. 176,1) horizon- taal zetten.
Inbouwapparatuur 9.2.5 Extra warmtewisselaar (gedeeltelijk speciale uitvoering) De ventilator aan de extra warmtewisselaar kan als ventilatie worden gebruikt. De verwarmingscapaciteit wordt traploos ingesteld. De extra warmtewisselaar is ingebouwd in de zitkist. Met de extra warmtewisselaar kan de woonruimte van het voertuig tijdens de rit extra worden verwarmd.
Inbouwapparatuur 9.2.6 Elektrische vloerverwarming (speciale uitvoering) Bij modellen met elektrische vloerverwarming mogen in geen geval gaten in de vloer geboord of schroeven ingedraaid worden. Let op met puntige voorwerpen. Gevaar voor een stroomschok of kortsluiting door beschadiging van een verwarmingsdraad. De transformator niet afdekken.
Inbouwapparatuur Klimaatregeling (speciale uitvoering) 9.3.1 Dometic Als het apparaat in gebruik is, altijd ten minste één ventilatieklep openen. De verwarming van het voertuig kan in de winter door de klimaatregeling worden ondersteund, maar niet hierdoor worden vervangen. Neem ook de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in acht. Symbool gebruikswijze automatisch Symbool gebruikswijze koud Symbool gebruikswijze warm...
Inbouwapparatuur Afb. 181 Klimaatregeling (Dometic) Lichtdiode De lichtdiode (LED) (Afb. 181,4) aan de dakunit (Afb. 181,1) duidt de gebruikswijze van de klimaatregeling aan: Toestand LED Betekenis Klimaatregeling uit Oranje Klimaatregeling bedrijfsklaar Groen Klimaatregeling in gebruik Rood (permanent) 230-V-stroomaansluiting ontbreekt Rood (enkel knipperend) Storing van de temperatuursensor binnen Rood (dubbel knipperend) Storing van de temperatuursensor buiten...
Inbouwapparatuur Kookplaat Gas wegens explosiegevaar nooit onverbrand laten uitstromen. Voor ingebruikname van de kookplaat voor een toereikende ventilatie zorgen. Raam of dakluik openen. Gaskooktoestel of gasbakoven niet voor het verwarmen gebruiken. In de directe omgeving van de kookplaat geen gordijnen aanbrengen. Brandgevaar! Voor het hanteren van hete pannen en dergelijke voorwerpen oven- wanten of pannenlappen gebruiken.
Inbouwapparatuur Elektronische ontsteking Het gaskooktoestel is uitgerust met een ontstekingsknop. Afb. 184 Bedieningselementen voor gaskooktoestel Inschakelen: De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Kookplaat" openen. Afdekking van het gaskooktoestel openen. Draairegelaar (Afb. 184,1) van de gewenste brander indrukken en in de ontstekingsstand (grote vlam) draaien.
Pagina 169
Inbouwapparatuur Afhankelijk van het model worden twee verschillende uitvoeringen van de gasbakoven toegepast. De bediening van beide gasbakovens is identiek; alleen het uiterlijk van de ovens verschilt. Al naargelang het model is in de gasbakoven een grill geïntegreerd. Voor de eerste ingebruikname van de gasbakoven 30 minuten op de hoogste temperatuur en zonder inhoud verwarmen.
Inbouwapparatuur Grill inschakelen: De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Bakoven" openen. Bakovendeur minstens tot de eerste stand (ca. 45°) openen. De draairegelaar indrukken, ingedrukt houden en naar rechts op het grille- symbool draaien. De draairegelaar nog 5-10 seconden ingedrukt houden. Ontsteken gaat automatisch.
Inbouwapparatuur Afb. 187 Bedieningselementen voor de magnetron Inschakelen: Toets (Afb. 187,3) voor het openen van de deur indrukken en het voedsel in de kookruimte zetten. Deur sluiten. Bij het sluiten is een klikgeluid hoorbaar. Met de draairegelaar (Afb. 187,1) het vermogen kiezen. De kooktijd met de draairegelaar (Afb.
Inbouwapparatuur Koelkast Tijdens de rit de koelkast alleen via het 12-V-boordnet gebruiken. Bij hoge omgevingstemperaturen bereikt de koelkast geen volle koelcapaciteit meer. Bij het verlaten van het voertuig altijd de koelkast-ventilatieroosters in elkaar zetten. Bij regen kan er anders water binnendringen. De koelcapaciteit van de koelkast is afhankelijk van de stand van het voer- tuig.
Inbouwapparatuur Afb. 193 Winterafdekking Winterafdekking Wanneer de koelkast bij lage buitentemperaturen moet worden gebruikt, raadt de fabrikant u aan een winterafdekking (Afb. 193) voor het koelkast-ventilatie- rooster te gebruiken. In de volgende tabel worden de termperatuurbereiken aangegeven waarin de winterafdekking of de geïsoleerde winterafdekking gebruikt mag worden. Temperatuur Afdekking Onder 10 °C...
Inbouwapparatuur Slechts één energiebron inschakelen. De koelkast heeft altijd 12-V-regelspanning nodig, onafhankelijk van de omstandigheid met welke energiesoort hij wordt gebruikt. De regelspan- ning is aanwezig, als het elektroblok is ingeschakeld. Daardoor stroomt er ook bij uitgeschakelde koelkast altijd een ruststroom. Bij een tijdelijke bui- tenbedrijfstelling van de koelkast altijd het elektroblok uitschakelen.
Inbouwapparatuur De koelkast kan werken met de volgende spanningen: 230 V wisselspanning 12 V gelijkspanning 230-V-gebruik inschakelen: Toets Aan/Uit (Afb. 194,1) ca. 2 seconden lang indrukken. De koelkast wordt ingeschakeld. De toets van de laatst gekozen gebruikswijze licht op. Evt. toets gebruikswijze "230 V" (Afb. 194,2) indrukken. De toets licht op. Koeltemperatuur met de toets Temperatuurstandenkeuze (Afb.
Pagina 176
Inbouwapparatuur De prioriteit van de energiebron is vastgelegd in deze volgorde. De koelkast heeft altijd 12-V-regelspanning nodig, onafhankelijk van de omstandigheid met welke energiesoort hij wordt gebruikt. De regelspan- ning wordt uit de woonruimteaccu gehaald. Daardoor stroomt er ook bij uit- geschakelde koelkast altijd een ruststroom.
Inbouwapparatuur Omschakeling tussen energiebronnen In de buurt van tankstations is het gebruik van open vuur verboden. Indien het oponthoud langer duurt dan 15 minuten, moet de koelkast met de energiekeuzeschakelaar worden uitgeschakeld. Bij het omschakelen van de energiebronnen 230 V of 12 V op gas zijn er omschakelvertragingen in het AES ingebouwd.
Inbouwapparatuur Handmatige modus Inschakelen: De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Koelkast" openen. Toets Aan/Uit (Afb. 195,3) ca. 2 seconden lang indrukken. De koelkast wordt ingeschakeld, de laatst ingestelde energiesoort of "AES" wordt getoond. Toets voor de gewenste energiesoort of de automatische modus "AES" indrukken.
Inbouwapparatuur 9.5.4 Gebruik (Thetford met handmatig energiekeuze) De koelkast start bij het inschakelen met de laatst geselecteerde instelling. Knipperende lichten op het bedieningspaneel wijzen op een storing (zie afzonderlijke gebruiksaanwijzing “Koelkast"). Gebruikswijzen De koelkast heeft 3 gebruikswijzen: Gasgebruik 230-V-gebruik 12-V-gebruik Afb.
Pagina 180
Inbouwapparatuur Gasgebruik Gas wegens explosiegevaar nooit onverbrand laten uitstromen. Inschakelen: De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Koelkast" openen. Toets Aan/Uit (Afb. 196,1) 1 seconde lang indrukken. Toets (Afb. 196,1) licht groen op. Na ca. 10 seconden wordt de indicatie voor energiebespa- ring gedimd.
Inbouwapparatuur 230-V-gebruik uitschakelen: Toets Aan/Uit (Afb. 196,1) ca. 2 seconden lang indrukken. Alle lichten gaan uit. De koelkast is uitgeschakeld. 12-V-gebruik inschakelen: Toets Aan/Uit (Afb. 196,1) 1 seconde lang indrukken. Toets (Afb. 196,1) licht groen op. Na ca. 10 seconden wordt de indicatie voor energiebespa- ring gedimd.
Pagina 182
Inbouwapparatuur Dometic 8-serie Afb. 197 Ontgrendelingsknop van de Afb. 198 Vastzetten vergrendelings- koelkastdeur (Dometic 8-serie) haak Openen: De ontgrendelingsknop (Afb. 197,1) indrukken en de koelkastdeur openen. Sluiten: De koelkastdeur sluiten. De vergrendelingshaak klikt hoorbar vast. Als het voertuig is opgesteld, kan de vergrendelingshaak worden vastgezet. De koelkastdeur kan dan worden geopend, zonder dat de ontgrendelingsknop ingedrukt hoeft te worden.
Inbouwapparatuur Dometic 9-serie De koelkast wordt met de greep (Afb. 201,1) aan de deur geopend en gesloten. Afb. 201 Deurgreep koelkast Ventilatiestand De koelkastdeur kan met een zwenkbare beugel in de ventilatiestand worden vergrendeld. Afb. 202 Sluiting in normale stand Afb.
Pagina 184
Inbouwapparatuur Thetford De koelkast wordt met de greep aan de deur geopend en gesloten. Openen: De greep opzij drukken, ingedrukt houden en de koelkastdeur openen. Sluiten: Koelkastdeur sluiten. De vergrendelingshaak klikt hoorbar vast. Ventilatiestand De koelkastdeur kan met een zwenkbare beugel in de ventilatiestand worden vergrendeld.
Sanitaire inrichting Hoofdstukoverzicht 10Sanitaire inrichting In dit hoofdstuk staan instructies voor de sanitaire inrichtingen van het voer- tuig. De instructies hebben betrekking op: de complete waterinstallatie de watertank de drinkwatervulopening de afvalwaterinstallatie de afvalwatertankverwarming de verwarming voor de afvalwaterleidingen de toiletruimte het toilet 10.1 Watervoorziening, algemeen...
Sanitaire inrichting Voordat de waterarmaturen kunnen worden gebruikt, moeten de 12-V- voorziening en de waterpomp via het paneel zijn ingeschakeld. De water- pomp werkt anders niet. Wanneer de watertank met vers water wordt gevuld kan onderin de pomp een luchtbel worden gevormd. Deze luchtbel het aanzuigen van het water. De waterpomp krachtig in het water heen en weer schudden.
Sanitaire inrichting 10.2.3 Waterinstallatie vullen Bij het vullen van de watertank de technisch toegelaten totale massa van het voertuig in acht nemen. Als de watertank vol is, moet de bagage overeenkomstig worden gereduceerd. De waterpomp loopt zonder water warm en kan beschadigd worden. Waterpomp nooit gebruiken als de watertank leeg is.
Sanitaire inrichting Waterkranen zolang geopend laten tot het water zonder luchtbellen uit de waterkranen stroomt. Alleen zo is gegarandeerd dat de boiler met water is gevuld. Alle waterkranen op "Koud" zetten en geopend laten. De koudwaterlei- dingen worden gevuld met water. Waterkranen zolang geopend laten tot het water zonder luchtbellen uit de waterkranen stroomt.
Sanitaire inrichting 10.2.6 Water aftappen (draaigreep met overloop) Afb. 210 Watertank (centrale voeding- seenheid) Op de watertank de draaigreep (Afb. 210,1) tegen de klok in over de weer- stand heen tot aan de aanslag draaien om de afvoeropening volledig te openen.
Sanitaire inrichting Afb. 211 Aftapkraan (met kiphendel) Afb. 212 Aftapkraan (met draaikap) Als volgt te werk gaan om de waterinstallatie voldoende leeg te maken en te ventileren. Zo wordt vorstschade vermeden: Voertuig horizontaal zetten. Waterpomp op het paneel uitschakelen. De 12-V-voorziening op het paneel uitschakelen. Boiler uitzetten (zie sectie 9.2).
Sanitaire inrichting 10.3 Afvalwaterinstallatie Nooit kokend water direct in de afvoer gieten. Kokend water kan tot vervor- mingen en lekken in het afvalwater-buizensysteem leiden. De afvalwatertank alleen leegmaken op daarvoor aangewezen sanitairsta- tions op campings of staanplaatsen. 10.3.1 Afvalwater aftappen Bij vorstgevaar de afvalwatertank met zo'n hoeveelheid antivries (bijv.
Sanitaire inrichting 10.3.2 Verwarming voor afvalwatertank en afvalwaterleidingen (speciale uitvoering) Ter voorkoming van bevriezing van de afvalwaterinstallatie, kunnen de afval- watertank en de afvalwaterleidingen gescheiden van elkaar, elektrisch worden verwarmd. Als de verwarming ingeschakeld is, bewaken temperatuursensoren de opper- vlaktetemperatuur bij de afvalwatertank en de omgevingstemperatuur bij de afvalwaterleidingen.
Sanitaire inrichting Afb. 217 Transformator met regelappa- raat De transformator 230 V AC/12 V DC (Afb. 217,2) is al naargelang het model in de kleerkast of in kist de van de zitgroep gemonteerd. Het regelapparaat is geïntegreerd in de behuizing van de transformator. De controlelichten hebben de volgende betekenis: Controlelicht (Afb.
Sanitaire inrichting 10.5 Toilet Fecaliëntank (cassette) leegmaken als er vorstgevaar bestaat en het voer- tuig niet is verwarmd. Niet op het toiletdeksel gaan zitten. Het deksel is niet berekend op het gewicht van personen en kan breken. Voor het toilet een geschikt chemisch middel gebruiken. De ventilatie ver- wijdert uitsluitend geurtjes, geen bacteriën of gassen.
Sanitaire inrichting Afb. 220 Aftapaansluiting draaien Afb. 221 Toiletvloeistof vullen Fecaliëntank verticaal zetten. Aftapaansluiting naar boven draaien (Afb. 220). Het afsluitdeksel van de aftapaansluiting verwijderen. Aangegeven hoeveelheid toiletvloeistof in de fecaliëntank gieten (Afb. 221). Daarna zoveel water bijvullen, tot de bodem van de fecaliëntank in horizon- tale stand helemaal is bedekt.
Sanitaire inrichting Afb. 224 Spoelknop/controlelicht Thet- Afb. 225 Spoelknop/controlelicht Thet- ford-toilet ford-toilet (alternatief) Spoelen: Alvorens te spoelen de schuif van het Thetford-toilet openen. Daarvoor de schuifhendel (Afb. 222,1 resp. Afb. 223,1) tegen de klok in schuiven. Om te spoelen de blauwe spoelknop (Afb. 224,1 resp. Afb. 225,1) indrukken.
Sanitaire inrichting 10.5.4 Fecaliëntank leegmaken De fecaliëntank kan alleen worden verwijderd als de schuif is gesloten. Afb. 228 Luik voor de fecaliëntank Afb. 229 Fecaliëntank (voorbeeld) De schuifhendel op de toiletpot met de klok mee schuiven. De schuif wordt gesloten. Het luik voor de fecaliëntank buiten aan het voertuig openen.
Verzorging Hoofdstukoverzicht 11Verzorging In dit hoofdstuk staan instructies voor de verzorging van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: de buitenkant van het voertuig het interieur de waterinstallatie de afzuigkap de klimaatregeling het wintergebruik Aan het eind van het hoofdstuk vindt u checklists met maatregelen, die u moet uitvoeren als u het voertuig lange tijd niet gebruikt.
Verzorging 11.1.3 Voertuig wassen Het voertuig nooit in wasstraten laten reinigen. In de koelkast-ventilatie- roosters, gasafvoerschoorstenen, de ontluchtingsopeningen van de afzuigkappen of in de kunstmatige ventilatieopeningen kan water binnen- dringen. Het voertuig kan beschadigd worden. Het voertuig alleen op een wasplaats reinigen, die voor het wassen van voertuigen is bestemd.
Verzorging 11.1.5 Onderkant De vloer aan de onderkant van het voertuig is gedeeltelijk van een veroude- ringsbestendige bodembescherming voorzien. Bij beschadigingen aan de bodembescherming deze meteen laten herstellen. Vlakken die met bodembe- scherming zijn behandeld, niet behandelen met spray-olie. Alleen producten gebruiken die door de fabrikant zijn vrijgegeven. Onze geautoriseerde dealers en servicepunten adviseren u graag.
Pagina 202
Verzorging Voor informatie over het gebruik van verzorgingsmiddelen staan onze ser- vicepunten tot uw beschikking. Meubeloppervlakken, meubelgrepen, lampen en alle kunststof delen in het toilet en de woonruimte reinigen met water en een wollen doek. Bij het water kan een zacht reinigingsmiddel gedaan worden. Indien nodig gelakte oppervlakken met polijstmiddel voor meubels verzorgen.
Verzorging 11.3 Waterinstallatie 11.3.1 Afvalwatertank reinigen De afvalwatertank na ieder gebruik reinigen. Afb. 230 Reinigingsopening afvalwater- tank Afvalwatertank leegmaken. De reinigingsopening (Afb. 230,1) op de afvalwatertank en de aftapkraan openen. Afvalwatertank grondig met vers water uitspoelen. Indien mogelijk de afvalwatersondes door de reinigingsopening met de hand reinigen.
Verzorging 11.3.3 Waterleidingen reinigen Alleen geschikte reinigingsmiddelen uit de vakhandel gebruiken. Het reinigingsmiddel moet voldoen aan de nationale voorschriften en (indien voorgeschreven) voor gebruik toegestaan zijn. Uitstromend mengsel van water met reinigingsmiddel opvangen en vak- kundig als afval afvoeren. Waterinstallatie leegmaken. Alle aftapopeningen en aftapkranen sluiten.
Verzorging 11.4 Afzuigkap De filter van de afzuigkap zo nu en dan reinigen. Hoevaak een reiniging nodig is, is afhankelijk van hoevaak de afzuigkap wordt gebruikt. De filter niet pas reinigen, als de capaciteit van de afzuigkap merkbaar minder wordt. Filter reinigen: De filter met warm water en een beetje afwasmiddel schoon wassen.
Verzorging 11.6 Winterverzorging Strooizout schaadt de onderkant en de delen, die zijn blootgesteld aan spat- water. Wij adviseren, het voertuig in de winter vaker te wassen. Vooral de mechanische en de aan de oppervlakte behandelde delen en de onderkant van het voertuig worden belast en dienen derhalve grondig te worden gerei- nigd.
Verzorging 11.7 Stilstand 11.7.1 Tijdelijke stilstand Na langere stilstand (ca. 10 maanden) reminstallatie en gasinstallatie door een geautoriseerde werkplaats laten controleren. Houd er rekening mee dat het water al binnen korte tijd ondrinkbaar is. Kabelschade door dieren kan tot kortsluiting leiden. Brandgevaar! Voor de stilstand checklist doornemen: Activiteiten Gedaan...
Verzorging Activiteiten Gedaan Elektrische installatie Woonruimteaccu en startaccu vol laden Voor een tijdelijke stilstand de accu ten minste 20 uur laden. Woonruimteaccu loskoppelen van het 12-V-boordnet. Daarvoor de accu-scheidingsschakelaar op het elektroblok uitschakelen (zie hoofdstuk 8) Waterinstallatie Complete waterinstallatie leegmaken. Het restwater uit de waterlei- dingen blazen (max.
Verzorging Activiteiten Gedaan Waterinstallatie Waterinstallatie met speciale reinigingsmiddelen uit de vakhandel reinigen Totale voertuig Dekzeilen zo leggen dat de ventilatieopeningen niet worden afge- dekt of luchtdoorlatende zeilen gebruiken 11.7.3 Ingebruikname van het voertuig na tijdelijke stilstand of na stilstand in de winter Voor ingebruikname checklist doornemen: Activiteiten Gedaan...
Onderhoud Hoofdstukoverzicht 12Onderhoud In dit hoofdstuk staan instructies voor inspectie- en onderhoudswerkzaam- heden aan het voertuig. De onderhoudsinstructies hebben betrekking op: de deuren de woonruimteaccu de warmwaterverwarming Alde het vervangen van gloeilampen Aan het einde van het hoofdstuk vindt u belangrijke instructies voor het bezorgen van reserveonderdelen.
Onderhoud 12.4 Woonruimteaccu Bij het vervangen van de accu, alleen accu's van hetzelfde type gebruiken (zelfde capaciteit en spanning, met vaste cyclus). In geen geval conventionele auto-accu's (startaccu's) gebruiken. Een lood- zuur-accu mag niet worden vervangen door een lood-gel-accu. Geen zogenaamde verbeteringsmiddelen gebruiken. Om een langere levensduur van de accu te bereiken, de volgende instructies in acht nemen: Oppervlak van de accu schoon en droog houden.
Onderhoud 12.5.1 Vloeistofpeil controleren Afb. 232 Buffertank met afscherming Afb. 233 Buffertank zonder afscherming Warmwaterverwarming uitschakelen en laten afkoelen. Controleren of de vloeistof in de buffertank (Afb. 232 resp. Afb. 233) tussen de "MIN"-markering (Afb. 232,3 resp. Afb. 233,3) en de "MAX"-markering (Afb.
Onderhoud 12.5.3 Verwarmingsinstallatie ontluchten Afb. 234 Ontluchtingsventiel warmwa- terverwarming De ontluchtingsventielen zijn bij de verwarmingen ingebouwd. Warmwaterverwarming uitschakelen en laten afkoelen. Het ontluchtingsventiel (Afb. 234,1) openen en open laten tot er geen lucht meer ontsnapt. Het ontluchtingsventiel sluiten. Deze procedure bij alle ontluchtingsventielen herhalen. Controleren of de warmwaterverwarming warm wordt.
Onderhoud Gloeilamptypen In het voertuig worden verschillende gloeilamptypen gebruikt. Hierna wordt de vervanging van het betreffende gloeilamptype beschreven. Afb. 235 Gloeilamptypen Pos. in Sokkeltype/gloei- Vervangen Afb. 235 lamptype Steeksokkel Voor het uitnemen de gloeilamp eruit trek- Voor het inzetten de gloeilamp met lichte druk in de fitting schuiven Bajonetsokkel Voor het uitnemen de gloeilamp naar be-...
Onderhoud 12.6.4 Gloeilamptypen voor buitenverlichting Buitenverlichting Gloeilamptype Achter Remlicht Ba15s 12 V 21 W Achterlicht Ba15s 12 V 5 W Richtingaanwijzer Ba15s 12 V 21 W oranje Mistlamp achter Ba15s 12 V 21 W Kentekenplaatlampje Soffitte 12 V 5 W Achteruitrijlicht Ba15s 12 V 21 W Derde remlicht...
Onderhoud 12.7.1 Spotlight (verschuifbaar) Afb. 238 Spotlight (verschuifbaar) LED 12 V/max. 10 W Lamp vervangen: Spotlight (Afb. 238,1) 90° draaien en uit de rail nemen. LED (Afb. 238,2) met een zuignap verwijderen. Nieuwe LED in de fitting drukken. Spotlight in de rail plaatsen. 12.7.2 Opbouwlamp Afb.
Onderhoud 12.7.3 Plafondverlichting Afb. 240 Plafondverlichting Lamp vervangen: De uiteinden van de klembeugel (Afb. 240,2) samendrukken en de klem- beugel verwijderen. LED (Afb. 240,1) verwijderen. Nieuwe LED (2 W) aanbrengen. De uiteinden van de klembeugel samendrukken en de klembeugel aan- brengen.
Onderhoud Hier zijn enige suggesties voor belangrijke reserveonderdelen: Zekeringen V-snaar Ruitenwisserbladen Gloeilampen Waterpomp (dompelpomp) Bij bestellingen van reserveonderdelen het chassisnummer en het voertuig- type opgeven bij de dealer. Het in deze gebruiksaanwijzing beschreven voertuig is volgens fabrieks- normen geconstrueerd en uitgerust. Al naargelang het doel van zijn inzet wordt er nuttig speciaal toebehoren aangeboden.
Wielen en banden Hoofdstukoverzicht 13Wielen en banden In dit hoofdstuk staan instructies voor de banden van het voertuig. De instructies hebben betrekking op: de keuze van de banden de omgang met de banden het verwisselen van de wielen de reservewielhouder Aan het einde van het hoofdstuk vindt u een tabel, waarin de correcte banden- spanning voor uw voertuig kan worden gevonden.
Wielen en banden Afb. 242 Wielmoeren of wielschroeven kruisgewijs aandraaien Wielmoeren of wielschroeven regelmatig controleren op vastzitten. Wiel- moeren of wielschroeven van een vervangen wiel na 50 km kruisgewijs aandraaien (Afb. 242). Aandraaimoment zie sectie 13.5.2. Als er nieuwe of pas gelakte velgen worden gebruikt, dan de wielmoeren of wielschroeven extra na ca.
Wielen en banden 13.3 Aanduidingen op de band Naam Verklaring 215/70 R 15C 109/107 Q Breedte van de band in mm (voorbeeld) Verhouding hoogte tot breedte van de band in procent Bandentype (R = radiaal) Velgdiameter in inch Commercial (Transporter) Getal draagkracht enkele banden Getal draagkracht dubbele banden Snelheidssymbool (Q = 160 km/u)
Wielen en banden 13.5 Wiel vervangen 13.5.1 Algemene instructies Het voertuig moet op een effen, vaste en glijvaste ondergrond staan. In de eerste versnelling schakelen. Bij een automatische versnel- lingsbak in de stand "P" schakelen. Alvorens het voertuig op te tillen, de handrem vast aantrekken. Het voertuig met wielkeggen aan de tegenover gelegen kant beveiligen tegen wegrollen.
Pagina 225
Wielen en banden Naam Aandraaimoment Stalen velgen 15" 160 Nm 16" Fiat X250 Light 160 Nm 16" Fiat X250 Heavy 180 Nm Afb. 243 Stalen velg (serie) Naam Aandraaimoment Lichtmetalen velgen 15" Tomason TN3F-6515 180 Nm 16" Tomason TN3F-6516 180 Nm 15"...
Wielen en banden 13.5.3 Wiel vervangen De voetplaat van de wagenkrik moet plat op de grond staan. De wagenkrik niet schuin neerzetten. Laat het vervangen wiel direct repareren. Algemene instructies in dit hoofdstuk in acht nemen. Afb. 248 Voertuig beveiligen Het voertuig op een zo effen en vast mogelijke ondergrond parkeren.
Wielen en banden 13.6 Reservewielhouder (speciale uitvoering) De reservewielhouder is in de garage achter ingebouwd. Afb. 249 Reservewielhouder in de garage achter Reservewiel eruit nemen: Serviceluik van de garage achter openen. De beide bevestigingsschroeven (Afb. 249,2) met het boordgereedschap eruit draaien en verwijderen. Het reservewiel (Afb.
Pagina 228
Wielen en banden 1 Juiste bandenspanning 2 Te lage bandenspanning 3 Te hoge bandenspanning Afb. 250 Draagvlak van de band De opgaven van de bandenspanningswaarden gelden voor beladen voer- tuigen bij koude banden. Bij warme banden moet de spanning rond 0,3 bar hoger zijn dan bij koude banden.
Pagina 229
Wielen en banden Typen Bandenmaat Luchtdruk Luchtdruk voor in bar achter in bar Alle typen 225/75 R 16 C (116/114) Q (tandem-as) Alle typen met camperban- 225/75 R 16 CP (116/114) Q (tandem-as) Alle typen met winterban- 225/75 R 16 C den (M+S) (116/114) Q (tandem-as)
Pagina 230
Wielen en banden T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Storingsopsporing Hoofdstukoverzicht 14Storingsopsporing In dit hoofdstuk staan instructies voor mogelijke storingen aan uw voertuig. De storingen zijn met hun mogelijke oorzaak en een suggestie voor de remedie vermeld. De instructies hebben betrekking op: de reminstallatie de elektrische installatie de gasinstallatie de verwarming de boiler de klimaatregeling...
Pagina 232
Storingsopsporing Storing Oorzaak Remedie De elektrische opstap Zekering op elektroblok Zekering op elektroblok kan niet in- of uitgeklapt defect vervangen worden 230-V-controlelicht Netaansluiting heeft Netaansluiting (bijv. cam- brandt niet, hoewel 230- geen spanning pingplaats) controleren V-netspanning aangeslo- ten is Geen 230-V-voorziening 230-V-beveiligingsauto- 230-V-beveiligingsauto- ondanks aansluiting...
Pagina 233
Storingsopsporing Storing Oorzaak Remedie Startaccu wordt bij 12-V- Scheidingsrelais in het Klantenservice opzoeken gebruik ontladen elektroblok defect Accu-scheidingsschake- Accu-scheidingsschake- laar op elektroblok uitge- laar inschakelen schakeld Geen spanning op de Woonruimteaccu is ontla- Woonruimteaccu direct woonruimteaccu opladen Diepontlading is schadelijk voor de accu.
Storingsopsporing 14.3 Gasinstallatie Bij een defect aan de gasinstallatie (gaslucht, hoog gasverbruik) bestaat explosiegevaar! Onmiddellijk de hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten. Ramen en deuren openen en goed ventileren. Bij een defect aan de gasinstallatie: Niet roken, geen open vuur en geen elektrische apparaten (lichtschakelaar enz.) bedienen.
Pagina 235
Storingsopsporing Storing Oorzaak Remedie Boiler gaat vanzelf leeg, Binnentemperatuur on- Binnenruimte verwarmen veiligheids-/aftapventiel der 8 °C is geopend Veiligheids-/aftapventiel Temperatuur bij veilig- Binnenruimte verwarmen kan niet worden gesloten heids-/aftapventiel onder 8 °C Rotor loopt luidruchtig of Rotor vervuild Truma service raadple- niet regelmatig Foutcode Oorzaak...
Storingsopsporing 14.5 Klimaatregeling 14.5.1 Dometic Storing Oorzaak Remedie Klimaatregeling start niet Geen 230-V-voorziening Voertuig aansluiten op de plaatselijke stroomvoor- ziening 230-V-beveiligingsauto- 230-V-beveiligingsauto- maat is geactiveerd maat inschakelen Batterijen van de af- Batterijen van de af- standsbediening leeg standsbediening vervan- Klimaatregeling koelt niet Temperatuur onder –...
Storingsopsporing 14.6 Kookplaat 14.6.1 Gaskooktoestel/gasbakoven Storing Oorzaak Remedie Ontstekingsbeveiligin- Te korte opwarmtijd Na ontsteking de regel- gen reageren niet (vlam greep ca. 15 tot brandt na het loslaten 20 seconden ingedrukt van de regelgreep niet) houden Ontstekingsbeveiliging Klantenservice opzoeken defect Vlam dooft bij de lage in- Ontstekingsbeveiligings- Ontstekingsbeveiligings-...
Storingsopsporing 14.7.1 Dometic Bij een storing brandt ook altijd de controlelamp "Storing" en klink er ca. 20 seconden lang een akoestisch signaal. Storing Oorzaak Remedie LED " " knippert Geen 230-V-voorziening 230-V-voorziening aan- sluiten 230-V-beveiligingsauto- 230-V-beveiligingsauto- maat is geactiveerd maat inschakelen Te lage bedrijfsspanning 230-V-voorziening door 230 V...
Storingsopsporing 14.7.2 Thetford Bij enkele storingen knipperen ook de aanduidingen op het bedieningsveld. Storing Oorzaak Remedie Storing 230-V-gebruik Geen 230-V-voorziening 230-V-voorziening aan- sluiten 230-V-beveiligingsauto- 230-V-beveiligingsauto- maat is geactiveerd maat inschakelen Te lage bedrijfsspanning 230-V-voorziening door 230 V werkplaats laten contro- leren Storing 12-V-gebruik 12-V-gebruik is alleen...
Storingsopsporing 14.8 Watervoorziening Storing Oorzaak Remedie Lekwater in voertuig Lekkage Plaats van lekkage op- sporen, waterleidingen opnieuw vastklemmen Geen water Watertank leeg Drinkwater bijvullen Aftapkraan niet gesloten Aftapkraan sluiten 12-V-voorziening uitge- 12-V-voorziening inscha- schakeld kelen Zekering van de water- Zekering op elektroblok pomp defect vervangen Waterpomp defect...
Pagina 242
Storingsopsporing Storing Oorzaak Remedie Vertroebeling van het Vervuild water bijgevuld Watertank mechanisch water en chemisch reinigen, daarna ontsmetten en met overvloedig drinkwa- ter doorspoelen Sediment in watertank of Waterinstallatie mecha- in de waterinstallatie nisch en chemisch reini- gen, daarna ontsmetten en met overvloedig drink- water doorspoelen Smaak- en reukverande-...
Speciale uitvoeringen 15.1 Gewichten van speciale uitvoeringen 15Speciale uitvoeringen Niet door ons vrijgegeven toebehoren-, aan-, om- of inbouwdelen kunnen het voertuig beschadigen en tot een verminderde verkeersvei- ligheid leiden. Zelfs als er voor deze onderdelen een goedkeuring van een deskundige, een algemene bedrijfstoelating of een goedkeuring van de constructie bestaat, bestaat daarmee nog geen zekerheid ten aan- zien van de reglementaire kwaliteit van het product.
Pagina 246
Speciale uitvoeringen Benaming artikel Extra gewicht (kg) Externe gasaansluiting Fietsenrek voor 2 fietsen Fietsenrek voor 2 fietsen, neerlaatbaar Fietsenrek voor 3 fietsen Fietsenrek voor 3 fietsen, neerlaatbaar Fietsenrek voor E-Bikes Vouwverduistering, bestuurderscabine Afstandsindicatie CPU Vloerverwarming Gasbakoven/grill Gasfles (11 kg) van aluminium Alarminstallatie voor gasgevaar Houder voor flatscreen Achterraam...
Speciale uitvoeringen Benaming artikel Extra gewicht (kg) Ruimtedeler Achteruitrijcamera Satellietinstallatie (Oyster) + LCD-televisie Zonnepanelen 1 x 100 W Zonnepanelen 2 x 100 W Steunen, elektrisch Steunen voor Steunen achter Dagafdekking Telescoopladder Tempomat Tapijtvloer in bestuurderscabine Tapijtvloer in woonruimte en bestuurderscabine Deurdrempel TV-move Omschakelinstallatie, gas...
Technische gegevens 16.1 Aanzicht plattegronden 16Technische gegevens Verklaringen (1) Zekering 230 V (2) Elektroblok met zekeringen 12 V (3) Woonruimteaccu met hoofdzekering (4) Waterpomp in het tankbereik gemonteerd (5) Aftapkraan afvalwatertank (6) Veiligheids-/aftapventiel (7) Boiler/verwarming (8) Aftapkraan water - geel (9) Watertank (10) Vervallen (11) Vervallen...
Pagina 250
Technische gegevens Afb. 253 Plattegrond IT 590 Ixeo Time Afb. 254 Plattegrond T 590 G Travel Van Afb. 255 Plattegrond T 620 G Travel Van Afb. 256 Plattegrond T 660 Nexxo Time T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Pagina 251
Technische gegevens Afb. 257 Plattegrond T 660 Nexxo Afb. 258 Plattegrond T 665 Nexxo Time Afb. 259 Plattegrond T 670 G Nexxo Time Afb. 260 Plattegrond IT 680 Ixeo T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Pagina 252
Technische gegevens Afb. 261 Plattegrond T 690 G Nexxo Afb. 262 Plattegrond T 690 G Travel Van Afb. 263 Plattegrond T 690 G Nexxo Time Afb. 264 Plattegrond IT 700 Ixeo Time T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Pagina 253
Technische gegevens Afb. 265 Plattegrond IT 710 G Ixeo Time Afb. 266 Plattegrond T 720 Nexxo Afb. 267 Plattegrond IT 726 G Ixeo Time Afb. 268 Plattegrond IT 728 Ixeo T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Pagina 254
Technische gegevens Afb. 269 Plattegrond T 728 G Nexxo Afb. 270 Plattegrond T 729 Nexxo Afb. 271 Plattegrond IT 734 Ixeo Afb. 272 Plattegrond IT 734 Ixeo Time T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Pagina 255
Technische gegevens Afb. 273 Plattegrond T 740 Nexxo Afb. 274 Plattegrond T 740 Nexxo Time Afb. 275 Plattegrond IT 745 Ixeo Time Afb. 276 Plattegrond T 745 Nexxo T-Modell - 15/16 - Ausgabe 08/15 - 2601464 - BUE-0006-16NL...
Technische gegevens 16.2 Lengtemaattabel Type Opbouw- Totale lengte Wielstand Totale hoogte breedte buiten zonder lad- zonder anten- T 569 2300 5690 3450 2750 IT 586 2300 5990 3800 2750 IT 590 2300 5990 3800 2750 T 590 G 2180 5990 3450 2850 T 620 G...
Technische gegevens 16.3 Stroomvoorziening Netaansluiting Veiligheidsklasse I 230 V (± 10 %), 47 - 63 Hz Netaansluitingswaarde 400 VA Geschikte accu's 6-cellige lood-zuur- en lood-gel-accu's vanaf 55 Ah Laadkarakteristiek IUoU Laadeindspanning 14,3 V Laadstroom 18 A in totale netspan- 18 A ningsbereik, elektronisch begrensd Druppelladingsspanning...
Nuttige tips Hoofdstukoverzicht 17Nuttige tips In dit hoofdstuk vindt u nuttige tips voor de reis. De instructies hebben betrekking op: de hulp in Europese landen de verkeersbepalingen in Europese landen de gasvoorziening in Europese landen de bepalingen m.b.t. tol in Europese landen het veilig overnachten onderweg de wintercamping Aan het einde van het hoofdstuk vindt u een checklist, waarin de belangrijkste...
Nuttige tips 17.3 Verkeersbepalingen voor campers Ter informatie de snelheidsbeperkingen (in km/u), alcoholpromillages en ver- lichtingseisen van de meest bezochte landen: Vakantie- Snelheidsbeperking in km/u Pro- Ver- land milla- eiste Buiten de be- Snelweg ver- bouw- bouwde kom lich- ting over- Tot/ 3,5 t...
Pagina 263
Nuttige tips Vakantie- Snelheidsbeperking in km/u Pro- Ver- land milla- eiste Buiten de be- Snelweg ver- bouw- bouwde kom lich- ting over- Tot/ 3,5 t 3,5 t 3,5 t 3,5 t 3,5 t Oosten- 110- rijk Polen Portugal Roeme- nië Zweden Zwitser- land...
Pagina 264
Nuttige tips Bij regen buiten de bebouwde kom 80, op snelwegen 110 km/u Volgens de borden Bij regen of sneeuw op snelwegen 90 km/u tot 110 km/u Op snelwegen met groene borden Voor bestuurders met minder dan 3 jaar rij-ervaring is het alcoholpromillage 0,0. Voor bestuurders onder 25 jaar geldt in het algemeen 80 km/u.
Nuttige tips 17.4 Overnachten in het voertuig buiten campings Land Overnach- Overnach- Opmerkingen ten op we- ten op pri- gen en vé-terrein pleinen België Op parkeerplaats langs de snel- weg max. 24 uur toegestaan Bulgarije Denemarken Duitsland Eenmalig overnachten om daar- na uitgerust verder te rijden is toegestaan.
Pagina 266
Nuttige tips Land Overnach- Overnach- Opmerkingen ten op we- ten op pri- gen en vé-terrein pleinen Oostenrijk Eenmalig overnachten om daar- na uitgerust verder te rijden toe- gestaan, maar niet in beschermde natuurgebieden. Regionale en lokale beperkin- gen in acht nemen. In Tirol in het algemeen verboden Polen Toestemming van de eigenaar...
Nuttige tips 17.5 Gasvoorziening in Europese landen In Europa bestaan er verschillende aansluitsystemen voor gasflessen. Het vullen of vervangen van de eigen gasflessen is in het buitenland niet altijd mogelijk. Laat u voor u op reis gaat informeren, bijv. bij de automobielclub of door de vakbladen, over de aansluitsystemen in uw gastland.
Nuttige tips 17.7 Tips voor veilig overnachten onderweg Bedachtzaam handelen is de beste maatregel voor een veilige nacht in de camper. Het risico van diefstal wordt tot een minimum gereduceerd als de volgende basisregels in acht worden genomen: Alle ramen, deuren en dakluiken sluiten en vergrendelen. Tijdens het hoogseizoen niet op parkeerplaatsen langs de snelweg over- nachten, die aan typische vakantieroutes liggen.
Nuttige tips 17.9 Reischecklists De volgende checklists helpen om belangrijke dingen niet thuis te vergeten, ook al is misschien niet alles nodig wat in deze checklists staat. De reisdocumenten (bijv. papieren en informatie) en de technische toe- stand van het voertuig niet pas kort voor de reis controleren. Het tijdig plannen en nakijken van de documenten maakt vakantie vanaf het begin mogelijk.
Inspectieschema 18Inspectieschema Pos. Component Activiteit Interval Extra steunen Smeren Jaarlijks Banden en velgen Luchtdrukcontrole (zie Jaarlijks sectie 13.7). Zichtcon- trole op beschadigin- Verlichting buiten Functiecontrole Jaarlijks Gewrichten, scharnieren Smeren Jaarlijks Koelkast, verwarming, boiler, kook- Functiecontrole Jaarlijks toestel, verlichting, sluitingen van luiken en deuren, toilet, veiligheids- gordels Ramen, dakluiken...
Pagina 272
Inspectieschema Over- Pos. 1-13 dracht Stempel van Bürstner-dealer Datum Handtek. 1e Jaar Pos. 1-13 2e Jaar Pos. 1-16 Stempel van Bürstner-dealer Stempel van Bürstner-dealer Datum Handtek. Datum Handtek. 3e Jaar Pos. 1-13 4e Jaar Pos. 1-16 Stempel van Bürstner-dealer Stempel van Bürstner-dealer Datum Handtek.
Pagina 273
Trefwoordenlijst 12-V-boordnet ......119 Storingsopsporing ....241 12-V-controlelicht .
Pagina 274
Trefwoordenlijst Checklist Bijlading ....... 20 Bij ingebruikname na stilstand ..209 Berekening .
Pagina 275
Trefwoordenlijst Fietsenrek Dakluiken ......80 Belading ......27 Storingsopsporing .
Pagina 276
Trefwoordenlijst Gebruik van een aanhanger ....14 Tafelblad naar beneden draaien ..93 Algemene instructies ....33 Tafelblad naar boven draaien .
Pagina 277
Trefwoordenlijst Ingangsdeur ......60 Koelkast ......54 Vouwverduistering, openen .
Pagina 278
Trefwoordenlijst Lichtschakelaar Opbouwlamp ......218 Toiletruimte ......68 Oplegdruk .