Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Plaatsing; Balans, Aandrijfelementen - Nord Drivesystems B 1091 Montagehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Motoren – Bedrijfs- en montagehandleiding

1.3.2 Plaatsing

De ingeschroefde hijsogen moeten na de plaatsing vast worden aangetrokken of worden
verwijderd!
Rustige loop: Een exacte uitlijning van de koppeling en een goed uitgebalanceerd aandrijfelement
(koppeling, riemschijven, ventilatoren, ....) zijn voorwaarden voor een rustige, trillingsarme loop.
De mogelijkheid bestaat dat een complete uitbalancering van de motor met de aandrijfunit
noodzakelijk wordt.
Het bovenste deel van de aansluitdoos en de positie van de klemmenkast kan 4 x 90 graden
worden gedraaid.
Bij IEC-B14 motoren dient u alle vier bevestigingsschroeven in de lagerflensplaat te schroeven,
ook wanneer dat niet direct noodzakelijk is! De schroefdraad van de bevestigingschroeven dient te
worden voorzien van een afdichtmiddel zoals Loctite 242.
WAARSCHUWING
De maximale inschoefdiepte in de lagerflensplaat bedraagt 2 x d. Bij gebruik van langere schroeven bestaat de
mogelijkheid dat de motorwikkkeling beschadigd wordt. Daardoor bestaat een risico op potentiaaldoorgifte naar
de behuizing en op een elektrische schok bij aanraking.
Vóór opstelling en inbedrijfstelling dient de motor op beschadigingen te worden gecontroleerd. Het
is niet toegelaten een beschadigde motor te gebruiken.
Draaiende assen en ongebruikte aseinden dienen betrouwbaar tegen aanraking beveiligd te
worden. Ongebruikte spieën dienen tegen wegslingeren beveiligd te worden.
De motor moet geschikt zijn voor de opstellingslocatie. (bindende normen, omgevingsfactoren,
opstellingshoogte)
Motoren kunnen tijdens het bedrijf zeer hete oppervlakken hebben. Bestaat er een risico op
aanraking of gevaar voor de opstellingslocatie, dan moeten geschikte beschermende maatregelen
worden genomen.
Pos : 26 /Anl eitungen/M otoren/B1091 Drehstromm otoren/1. Allgem eines/W uc htung, Abtriebs elem ente @ 7\m od_1431349031782_2130.doc x @ 217500 @ 3 @ 1

1.3.3 Balans, aandrijfelementen

De aandrijfelementen (koppeling, poelies, tandwielen) dienen met een geschikt gereedschap te
worden gemonteerd en gedemonteerd. Standaard zijn de rotoren halfwigvormig gecentreerd. Bij het
monteren van aandrijfelementen op de motoras moet rekening worden gehouden met de wijze
van uitbalanceren!
uitgebalanceerd!
De algemeen vereiste maatregelen voor de aanraakbeveiliging van de aandrijfcomponenten dienen in
acht genomen te worden. Wanneer een motor zonder aandrijfelement in bedrijf wordt genomen, dient
de inlegspie te worden geborgd om te voorkomen dat hij eruit wordt geslingerd. Dit geldt ook voor een
eventueel tweede asuiteinde. Een andere mogelijkheid is het verwijderen van de inlegspie.
14
De aandrijfelementen dienen conform DIN ISO 1940 te worden
Elektrische schok
B 1091 nl-2722

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave