Correctie maaihoogte-
instelling middelste maaidek
Wanneer de maaihoogte van alle maaidekken via de
controleringen gelijk is afgesteld, kan het voorkomen dat het
middelste maaidek toch een merkbaar hoger resultaat geeft
dan de zijmaaidekken. Het middelste maaidek wordt geduwd
door de machine terwijl de zijdekken worden getrokken,
waardoor de stand van de messen ten opzichte van de
grond iets kan verschillen. De verschillen in maaihoogte
die hierdoor ontstaan zijn afhankelijk van het terrein, maar
door de controlering van het middelste maaidek iets lager
in te stellen dan die van de zijmaaidekken kunt u een goed
maairesultaat behalen.
Hefinrichting van maaidekken
De maaidekken kunnen onafhankelijk worden opgeheven
of neergelaten met behulp van de 3 schakelaars van de
hefbediening.
1. Om de maaidekken neer te laten, beweegt u de
lifthendels omlaag en laat u vervolgens los.
De schakelaar van de maaiaandrijving moet hiervoor
ingeschakeld zijn (vooruit). De cilinderaandrijving
wordt ingeschakeld als de maaidekken zich op ongeveer
150 mm boven de grond bevinden. De maaidekken
zijn nu ingesteld op zwevende modus en volgen de
vorm van het grondoppervlak.
2. Om de maaidekken omhoog te brengen, beweegt u de
lifthendels omhoog en houd u deze in stand 3. Als de
schakelaar van de maaiaandrijving Aan staat, wordt de
cilinderaandrijving onmiddellijk uitgeschakeld.
3. Laat de lifthendels los als de maaidekken op de
gewenste hoogte zijn gezet.
De lifthendels keren automatisch terug naar stand 2
(vrijstand) en de armen worden hydraulisch in de stand
vergrendeld.
De automatische hefbeperking
van de maaidekken instellen
Om in te schakelen drukt u de schakelaar voor automatisch
beperkt heffen in de AAN-stand (Figuur 40).
Om uit te schakelen drukt u de schakelaar voor automatisch
beperkt heffen in de UIT-stand (Figuur 40).
Handmatig beperkt heffen door middel van de drie
lifthendels is altijd mogelijk onafhankelijk van de stand van
de automatische schakelaar.
Om de maaidekken omhoog te bewegen naar de stand
beperkt heffen: druk de schakelaars eventjes omhoog.
De cilinderaandrijving wordt onmiddellijk uitgeschakeld en
de opwaartse beweging van de maaidekken wordt gestopt,
ongeveer 150 mm boven de grond.
Dit werkt als de maaidekken neergelaten en in werking zijn.
De functie automatisch beperkt heffen in achteruit zorgt
ervoor dat de maaidekken bij het achteruitrijden automatisch
omhoog komen naar de beperkt geheven stand. Ze keren
terug naar de zwevende stand als u weer vooruitrijdt. Hierbij
blijven de maaicilinders draaien.
De aandrijving van de
maaidekken inschakelen
1
2
3
1. Vooruit
2. Uit
De maaiaandrijving kan uitsluitend worden ingeschakeld
als de bestuurder goed op de stoel zit, zie Stoelschakelaar
bestuurderaanwezigheid (bladz. 45).
27
g025166
Figuur 40
G014434
Figuur 41
3. Achteruit