1
1. Bediening gewichtsoverbrenging
1. Rijpedaal Achteruit
Remsysteem
Parkeerrem
Beweeg de schakelaar van de handrem in de stand vooruit
door de kleine vergrendelknop in te drukken en de schakelaar
vooruit te bewegen om de handrem in te schakelen (Figuur 6).
Opmerking: Gebruik de maaier niet als de handrem
ingeschakeld is, en trek de handrem niet op als de maaier in
beweging is.
Dit lichtje gaat branden als de handrem in werking is gesteld
en het contactsleuteltje op I is gedraaid.
WAARSCHUWING
De handrem werkt uitsluitend op de voorwielen.
Parkeer de maaimachine nooit op een helling.
g014419
Figuur 4
1
2
Figuur 5
2. Rijpedaal Vooruit
1. Parkeerrem
Bedrijfsrem
De bedrijfsremmen werken via de hydraulische transmissie.
Als u de rijpedalen loslaat of het motortoerental afneemt,
worden de bedrijfsremmen in werking gesteld en de rijsnelheid
automatisch verminderd. Om de remwerking te versterken,
moet u het transmissiepedaal in de vrijstand duwen. De
bedrijfsremmen werken uitsluitend op de voorwielen.
WAARSCHUWING
De bedrijfsremmen zullen de maaimachine niet
stil houden. Zet de maaimachine ALTIJD op de
handrem als u deze parkeert, zodat de machine niet
in beweging kan komen.
Noodrem
Als de bedrijfsremmen niet werken, moet u het
contactsleuteltje op UIT draaien om de maaimachine tot
stilstand te brengen.
g014420
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig als u remt bij noodgevallen. Blijf
zitten en houd het stuurwiel vast om te voorkomen
dat u uit de maaimachine wordt geworpen als u
tijdens het rijden plotseling de remmen op de
voorwielen moet gebruiken.
Gashendel
Zet de gashendel naar voren om het motortoerental
te verhogen. Zet de gashendel naar achteren om het
motortoerental te verlagen (Figuur 7).
Opmerking: Het motortoerental bepaalt het toerental van
de andere functies, zoals de rijsnelheid, de draaisnelheid van
de maaicilinders en de liftsnelheid van de maaidekken.
13
1
P
G014421
Figuur 6