GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
De klimaatregeling kan worden inge-
schakeld door op een knop (behalve (,
v en OFF) te drukken; wij raden u
aan te beginnen met het instellen van
de gewenste temperatuur op het display
en vervolgens de knop AUTO in te druk-
ken.
Met de klimaatregeling kan de gewens-
te temperatuur door de bestuurder en pas-
sagier afzonderlijk worden ingesteld.
56
TEMPERATUUR INSTELLEN
Draai de draaiknoppen (B/E) rechts-
of linksom om de gewenste tempera-
tuur respectievelijk links (draaiknop B)
of rechts (draaiknop E) in het interieur
te verhogen of te verlagen. De inge-
stelde temperaturen worden op het dis-
play D weergegeven.
Als de draaiknoppen rechtsom of links-
om in de uiterste standen HI of LO wor-
den gezet, worden respectievelijk de
functies maximaal verwarmen of maxi-
maal koelen ingeschakeld.
Functie HI (HIGH)
(maximaal verwarmen)
Op het display kan een temperatuur
hoger dan 32 °C wordt ingesteld voor
de bestuurderszijde of de passagiers-
zijde of beide zijden; door deze instel-
ling gaat het systeem werken als een
niet gescheiden systeem en wordt de
temperatuur op beide displays aange-
geven.
Deze functie kan worden ingeschakeld
als u het interieur zo snel mogelijk wilt
verwarmen en gebruik wilt maken van
het maximale vermogen van het systeem.
De functie maakt gebruik van de maxi-
male koelvloeistoftemperatuur, terwijl
de luchtverdeling en de aanjagersnel-
heid automatisch door het systeem wor-
den geregeld.