Afb. 57
Achter
Haal het sleepoog uit de gereedschaps-
houder en draai deze in de zitting A-
Afb. 57.
OPGELET
Maak de schroefdraad
zorgvuldig schoon, voor-
dat u het sleepoog op de
schroefdraadpen draait. Con-
troleer voordat de auto wordt
gesleept eerst of het sleepoog
goed vastzit.
OPGELET
Schakel voor het slepen
het stuurslot uit (zie de
paragraaf „Start-/contact-
slot" in het hoofdstuk „Dash-
board en bediening"). Houd er
tijdens het slepen rekening
mee dat de rem- en stuurbe-
A0F0176m
krachtiging niet werken als de
motor niet draait, waardoor
meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal
en het stuur. Gebruik voor het
slepen geen elastische kabels
en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen
of de sleepkabel geen carros-
seriedelen kan beschadigen.
Houdt u bij het slepen van een
auto aan de wettelijke voor-
schriften. Dit geldt zowel voor
het slepen zelf als voor het
gedrag naar andere wegge-
bruikers.
OPGELET
Start de motor niet ter-
wijl de auto wordt ge-
sleept.
207