Hoofdstuk 3 - Bediening
3.4
BEDIENING OP DE WEG
1. Voorbereiding
a. Maak de bak leeg.
b. Verwijder eventuele grote hoeveelheden vuil van de machine.
c. Controleer de lichten en spiegels en stel ze zo nodig bij.
d. Veiligheidsuitrusting die aan boord moet zijn: Waarschuwingsdriehoek,
eerstehulpdoos en blokken.
2. Laat de giek neer. De voorrand van het hulpstuk moet ongeveer 30-40 cm (12-
16 in) boven de grond zijn.
3. Kantel het hulpstuk zo ver mogelijk naar achteren.
4. Plaats een beschermende plaat over de voorrand van de bak; verwijder de
vorken of plaats ze naar de machine toe en zet ze aan het vorkenbord vast.
5. Kies voorwielbesturing door op knop (1) op het displaypaneel te drukken. Deze
modus is vereist voor rijden op de weg.
6. Kies knop (2) voor gebruik op de weg om alle door de joystick bediende functies
uit te schakelen.
7. De machine is nu klaar om op de weg bediend te worden.
Opmerking: Zorg dat u alle plaatselijke en provinciale/landelijke verkeersregels
volgt.
3-8
C
1
OK
2
!
OZ0380
31200035