Hoofdstuk 2 - Vóór het werk en bedieningselementen
Joystick
De joystick (1) regelt de giek-, hulpstuk- en stempelfuncties.
Giekfuncties
• Breng de joystick naar achteren om de giek te heffen; breng de joystick naar
voren om de giek omlaag te brengen; breng de joystick naar rechts om de giek
uit te schuiven; breng de joystick naar links om de giek in te schuiven.
• De snelheid van de giekfuncties hangt ervan af hoe ver de joystick in de
desbetreffende richting wordt verplaatst. Wanneer het motortoerental wordt
verhoogd, wordt de snelheid van de functies hoger.
• Voor twee gelijktijdige giekfuncties beweegt u de joystick tussen kwadranten. Als
u de joystick bijvoorbeeld naar voren en naar links beweegt, gaat de giek omlaag
en wordt hij tegelijk ingeschoven.
GEVAAR VOOR KANTELEN/BEKNELLINGSGEVAAR. Als de bedieningsele-
menten snel en schokkerig worden bediend, zal de lading snel en schokkerig
bewegen. Door zulke bewegingen kan de lading verschuiven of vallen of kan de
machine omkantelen. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan ernstig
of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
2-22
WAARSCHUWING
31200035