Hoofdstuk 3 - Bediening
3.2
MOTOR
Motor starten
Deze machine kan gebruikt worden bij temperaturen van –20 tot +40 °C (0 tot
104 °F). Raadpleeg JLG voor gebruik buiten dit temperatuurbereik.
1. Schakel de accuschakelaar in die zich in de motorruimte bevindt, indien
aanwezig.
2. Controleer of alle bedieningselementen in "neutraal" staan en of alle elektrische
componenten (lichten, verwarming, ontwaseming enz.) zijn uitgeschakeld.
Schakel de parkeerrem in.
3. Zet het contactslot in de voorgloeistand. Voer de anti-diefstalcode in als het
anti-diefstalsysteem geactiveerd is. Wacht totdat het voorgloeisymbool op het
display is verdwenen.
4. Zet het contactslot in stand 3 om de startmotor in te schakelen. Laat de
contactsleutel onmiddellijk los wanneer de motor start. Als de motor niet binnen
20 seconden aanslaat, moet u de contactsleutel loslaten en de startmotor
enkele minuten laten afkoelen voordat u het opnieuw probeert.
5. Als de motoroliedruk nadat de motor is gestart meer dan tien seconden lang
niet omhooggaat, verschijnt het motoroliedruksymbool op het beeldscherm en
klinkt een zoemer. Stop de motor en stel de oorzaak vast voordat u de motor
opnieuw start. Raadpleeg de motorhandleiding voor de minimumdruk bij
bedrijfstemperatuur.
6. Laat de motor opwarmen bij ongeveer halfgas.
Opmerking: De motor start alleen als de versnellingshendel in "neutraal" staat en
de parkeerrem is ingeschakeld.
GEVAAR – ONVERWACHTE BEWEGING. Zorg er altijd voor dat de
versnellingshendel in neutraal staat en dat de bedrijfsrem is ingeschakeld
voordat u de parkeerrem uitschakelt. Wanneer de parkeerrem in vooruit of
achteruit wordt uitgeschakeld, kan de machine plotseling gaan bewegen en een
ongeluk met ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
ONTPLOFFING VAN MOTOR. Spuit geen ether in de luchtinlaat voor starten
onder koude weersomstandigheden. Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
3-2
WAARSCHUWING
LET OP
31200035