Inhoudsopgave
Advertenties
[Kolorimetrisch]
[Tekst]: [1,0], [1,4],
[1,8], [2,2]
[Grafieken]: [1,0], [1,4],
[Gammacorrectie]
[1,8], [2,2]
[Afbeelding]: [1,0],
[1,4], [1,8], [2,2]
[Gradatie]: [Uit],
[Gladmaken 1],
[Gladmaken 2]
[Gradatie-instell.]
[Grafieken]: [Uit], [Aan]
[Afbeelding]: [Uit],
[Aan]
[Geavanc. gladmaken]:
[Uit], [Gladmaken 1],
[Geavanc.
[Gladmaken 2]
gladmaken]
[Grafieken]: [Uit], [Aan]
[Tekst]: [Uit], [Aan]
[Normaal],
[Tonervolume corr.]
[Gradatievoorkeur],
[Tekstvoorkeur]
[Resolutievoorkeur],
[Lijncontrole]
[Gradatievoorkeur]
[Doorgaan m.
[Kwal. verminderen]
afdrukk.], [Stoppen
met afdrukk.]
[Modus 1], [Modus 2],
[Spec.
[Modus 3], [Modus 4],
aangepast zodat het kleurverschil tussen originelen zoals
logo's en de kleur van afdruk tot een minimum wordt
teruggebracht.
De helderheid van het afgedrukte resultaat wordt aangepast zodat
de helderste en donkerste delen van het document niet verloren
gaan. Hoe groter de ingestelde waarde, des te donkerder de afdruk
is. [1,4] laat geen correctie zien.
Stel dit item in als u de gradaties van afbeeldingsgegevens zoals
grafische afbeeldingen (illustraties die in andere toepassingen zijn
gemaakt) en afbeeldingen (bitmaps) niet vloeiend kunt afdrukken
(kleurveranderingen vallen op). [Gladmaken 2] is beter dan
[Gladmaken 1] voor een smoothing proces dat in vloeiender
gradaties resulteert. U kunt ook kiezen wat er vloeiend moet
worden gemaakt door te wisselen van [Grafieken] en [Afbeelding]
[Aan]/[Uit].
Geef op of het smoothing proces moet worden gebruikt om de
randen van grafische afbeeldingen (illustraties die in andere
toepassingen zijn gemaakt) of tekst vloeiend te maken.
[Gladmaken 2] is beter dan [Gladmaken 1] voor een smoothing
proces dat een vloeiender resultaat oplevert.
U kunt ook kiezen wat er vloeiend moet worden gemaakt door te
wisselen van [Grafieken] en [Tekst] [Aan]/[Uit].
Stel de correctiemethode in voor wanneer het tonervolume groter is
dan de grenswaarde van de printer wanneer u delen met een grote
dichtheid afdrukt.
Staat de instelling op [Normaal], dan worden tekst en lijnen
afgedrukt met behulp van het tonervolume dat de resolutie
behoudt, en het drukt de andere gegevens af met het
tonervolume dat de nuance behoudt.
Staat de instelling op [Gradatievoorkeur], dan worden de
gegevens afgedrukt met behulp van het tonervolume dat de
nuance behoudt.
Staat de instelling op [Tekstvoorkeur], dan worden de
gegevens afgedrukt met behulp van het tonervolume dat de
resolutie behoudt.
Stel de beeldverwerking in voor lijnen.
Staat de instelling op [Resolutievoorkeur], dan worden lijnen
op dezelfde manier verwerkt als tekst zodat de resolutie wordt
behouden.
Staat de instelling op [Gradatievoorkeur], dan worden lijnen op
dezelfde manier verwerkt als afbeeldingen zodat de gradatie
wordt behouden.
Specificeert of de printer moet doorgaan met afdrukken met een
automatisch verlaagde beeldkwaliteit van de data of moet stoppen
met afdrukken en de volgende foutmelding moet weergeven als het
vereiste geheugen voor het proces niet toereikend is.
Als [Doorgaan m. afdrukk.] wordt gespecificeerd, dan drukt de
printer af met een automatisch verlaagde beeldkwaliteit
zonder dat er een melding wordt weergegeven.
Als [Stoppen met afdrukk.] wordt opgegeven, dan stopt de
printer met afdrukken en wordt er een melding weergegeven.
In dit geval gaat de printer verder met afdrukken en wordt de
afdrukkwaliteit van de data verlaagd door te drukken op [
(
Online).
Stel het in om problemen met de afdrukkwaliteit op te lossen.
]
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
