4
Controles en werkzaamheden voor dagelijks gebruik
Stuurkolom verstellen
GEVAAR
Ongevallenrisico!
– Zorg dat de stuurkolom stevig in de juiste stand is
vastgezet.
Verstel de stuurkolom nooit tijdens het rijden.
– Duw de verstelhendel (1) van de stuurko-
lom naar voren om de stuurkolom te ont-
grendelen. De hendel kan naar achteren
worden getrokken als hij tijdens het afstel-
len de beplating aan de voorzijde raakt.
– Zet de stuurkolom horizontaal en verticaal
in de gewenste stand.
– Zet de vergrendelingshendel (1) vast. Con-
troleer of de stuurkolom stevig is vergren-
deld.
Ruitensproeierinstallatie vullen
(variant)
Het ruitensproeierreservoir bevindt zich achter
de bestuurdersstoel in de gesloten bestuur-
derscabine. De vulopening is van bovenaf toe-
gankelijk.
– Open de vuldop (1) van de ruitensproeierin-
stallatie.
– Vul het ruitensproeierreservoir volgens het
onderhoudsschema met ruitensproeiervloei-
stof en antivries (zie het hoofdstuk "Onder-
houdsschema").
LET OP
Componenten kunnen door bevriezing beschadigd
raken!
Water zet bij bevriezing uit. Als er geen antivries in
het systeem aanwezig is, kan de ruitensproeierinstal-
latie (variant) bij vorst beschadigd raken door ijsvor-
ming.
– Gebruik altijd ruitensproeiervloeistof met antivries.
– Let op het maximale vulniveau van het re-
servoir (ca. 10 mm onder de vulhals).
– Sluit de vuldop.
92
51908078006 NL - 07/2023 - 10
Bediening
1
1