T = maximale werkdiepte = 3 - 5 cm boven de
werkhorizon van de pakkerwals zetten.
•
Te laag ingestelde ketsplaat leidt tot
ophopingen.
•
Stel beide kanten van de ketsplaat op gelijke
hoogte in.
•
Zet de ketsplaat bij een erg stenige grond
omhoog.
Voorbereiding
► De ketsplaat kan bij neergelaten rotorkopeg
worden ingesteld.
► Schakel de trekker uit en beveilig deze tegen
wegrollen.
99010001NL02; 07.2014
G
EBRUIKSHANDLEIDING
T
T
C
ORVUS
1
Instelling
► Afstelspillen (2) verdraaien totdat de gewenste
bodemafstand van de ketsplaat (1) is bereikt.
► Instelling op de tweede afstelspil herhalen.
15.6
Instellingen tijdens het werk
LET OP!
Door slijtage van de rotormessen
vermindert de werkdiepte.
Tijdens het werk kunnen de volgende instellingen
worden uitgevoerd of gewijzigd:
•
Werkdiepte bijstellen, zie hoofdstuk „9.3.2" -
pagina 46.
•
Bij aanpassing van de werkdiepte ook:
-
de hoogte van de zijplaten, zie hoofdstuk
„9.3.3" - pagina 48 en
-
van de ketsplaat, zie hoofdstuk „9.3.4" -
pagina 49 aanpassen.
•
Hoogte van de wielspoorverkruimelaars
bijstellen - zie hoofdstuk „7.2" - pagina 39
Technische wijzigingen voorbehouden
PKE M
1
ODULE
2
- 43 -