G
EBRUIKSHANDLEIDING
3
LET OP!
De bovenste stuurstang (3) moet
dusdanig worden geplaatst dat deze in
werkstand iets wordt geheven.
Dit bewerkstelligt een beoogde aanpassing
aan het terrein en waarborgt het rustig
draaien van de cardanas bij het uittillen
van de machine kort boven de grond.
► De schuinte kan worden gewijzigd door de
bovenste stuurstang in positie A of B te steken.
5
A
B
► Bovenste stuurstang aankoppelen
► Plaats de bovenste stuurstang (4) in het
gekozen boorgat (A of B).
► Plaats de draaibeveiliging van de stift
(c) van de bovenste stuurstang in het
tegenovergestelde boorgat.
► Beveilig de bovenste stuurstang met de
borgpen (5).
- 32 -
C
PKE M
ORVUS
A
PKE
B
4
c
Technische wjzigingen voorbehouden
1
ODULE
Rotorkopeg uitlijnen:
3
► Contramoer (6) losmaken.
► Zet de rotorkopeg horizontaal door de lengte
van de bovenste stuurstang (3) te verstellen.
► Borg de bovenste stuurstang door de
contramoer vast te draaien.
12.3
Cardanas met aftakas van de trekker
verbinden
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen bij het werken
met cardanassen.
• Volg de gebruikshandleiding van de
cardanas op.
• Veiligheidsinstructies in hoofdstuk
„Veiligheidsinstructies aan- /
afkoppelen" - Pagina 11 in acht
nemen.
• Voordat met het aan- / afbouwen van
de cardanas wordt begonnen
- de aftakasaandrijving uitschakelen.
- wachten tot de machine volledig tot
stilstand is gekomen.
- de machine helemaal laten zakken.
- de motor van de trekker
uitschakelen.
- de contactsleutel verwijderen.
• Alle veiligheidsvoorzieningen moeten
volledig en veilig zijn bevestigd.
• Werk uitsluitend met volledig
afgeschermde cardanassen.
• De cardanas mag uitsluitend door
vakmensen worden ingekort.
3
PKE
6
3
99010001NL02; 07.2014