14.3.1. UVM als radiorepeater
UVM functie 1
Is de universele module met radiorepeaterfunctie ingelezen, dan moet u bovendien de
draadloze melders waarvan het signaal via deze module doorgegeven moet worden in
de UVM inlezen. Lees daartoe de handleiding van de universele module (UVM).
14.3.2. UVM als uitgangsmodule
UVM functie 2
Is de universele module met uitgangsfunctie ingelezen, dan reserveert de centrale
automatisch de overeenkomstige uitgangen in de centrale voor deze module.
Uitgang 31 – 34 voor UMV 1
Uitgang 15 – 18 voor UMV 5
Uitgang 27 – 30 voor UMV 2
Uitgang 11 – 14 voor UMV 6
Uitgang 23 – 26 voor UMV 3
Uitgang 07 – 10 voor UMV 7
Uitgang 19 – 22 voor UMV 4
Uitgang 03 – 06 voor UMV 8
U hoeft deze uitgangen niet meer handmatig toe te voegen. Verricht alleen de
instellingen voor de functie van de uitgangen, zoals in paragraaf Uitgangen bewerken
beschreven. Uitgangen die door de universele module gereserveerd werden, worden
zoals in de volgende afbeelding getoond beschreven. Dergelijke uitgangen hoeven
alleen nog geconfigureerd, maar niet meer toegevoegd te worden.
Neem daartoe de handleiding van de universele module (UVM) in acht.
14.3.3. UVM als draadloze zender/ontvanger
UVM functie 3
Analoog met de UVM als uitgangsmodule, wijst ook de UVM als zender/ontvanger
techniekmodule de 4 uitgangen toe. Daarnaast wordt bij de uitgangen nog een
draadloze zone gereserveerd die met de ingang 1 correspondeert. Deze moeten u
vervolgens overeenkomstig de functie, zoals in de UVM aangesloten, configureren.
Neem daartoe de handleiding van de universele module (UVM) in acht.
De bezette draadloze zone wordt weergegeven.
UVM 1 – draadloze zone 48
UVM 5 – draadloze zone 44
UVM 2 – draadloze zone 47
UVM 6 – draadloze zone 43
UVM 3 – draadloze zone 46
UVM 7 – draadloze zone 42
UVM 4 – draadloze zone 45
UVM 8 – draadloze zone 41
De 2e ingang van de UVM fungeert als sabotagelijn voor de telkens gereserveerde
draadloze zone.
14.3.4. UVM als sirenemodule
UVM functie 4
Heeft u de UVM als sirenemodule geconfigureerd, dan ziet u vervolgens een weergave
waarin u moet configureren, voor welk deelgebied de sirene geactiveerd moet worden.
Deze instelling gebeurt analoog met de instelling van de ext. sirene.
De aansluiting van de compacte alarmering in de UVM vindt u in de handleiding van
de universele module (UVM) terug.
14.4. Draadloos bedieningselement
In totaal kunnen maximaal vier draadloze bedieningselementen ingelezen worden.
Uit de installateursmodus:
Kies het draadloze bedieningselement
Kies het punt Draadloos bedieningsel. toev./verw.
Kies het betreffende draadloze bedieningselement.
61
.