3.2. Controleren van de reikwijdte van de melders
Beëindig het inlezen met Volgende en ga Terug naar het Programmeermenu
Test
Looptest en voer de „looptest" uit door een alarmmelding (A) te activeren.
Omdat de rookmelder geen sabotagecontact bezit, krijgt u alleen de alarmmelding
(A) te zien.
Hier blijft de weergave met het aantal te testen zones zonder sabotagecontact
bestaan.
Bij melders met sabotageschakelaar krijgt u de weergave voor de sabotage (S) en bij
het activeren van de melders de weergave (A).
Kies Test.
Aantal te testen
zones
Alle zones getest
Activeer nu een
alarm (A).
U krijgt de melding „A" achter de ingelezen rookmelders, de „S" krijgt u bij melders
met sabotagecontacten.
Ga naar de waarschijnlijke montageplaats op de betreffende verdieping en activeer
reeds ingelezen melders.
U moet nu achter elke zone een „A" te zien krijgen.
Kies de Looptest.
S = sabotage
Informatie:
A = alarm
3.3. Controleren van de signaalsterkte van de melders
De test van de meldersignaalsterkte wordt analoog met de looptest uitgevoerd.
De weergegeven signaalsterkte komt overeen met het ontvangstvermogen van het
laatst ontvangen signaal van deze melder.
U moet een signaalsterkte hoger dan de waarde 3 hebben om een draadloze
communicatie tot stand te brengen. Is het meldersignaal te gering, gebruik dan een
repeater (universele module) om de draadloze communicatie tot stand te brengen.
Kies het menupunt Meldersignaal.
Achter de geteste zones krijgt u de signaalsterkte te zien.
De waarde van de signaalsterkte wordt ca. om de 5 minuten automatisch
geactualiseerd.
16