13.2. Uitgangen bewerken
Uit de installateursmodus:
Kies het menupunt Uitgang bewerken
Bewerk nu de uitgang 01.
Kies het menupunt Naam.
13.3. Uitgangsnaam geven
Het is nuttig om een duidelijke uitgangsnaam te geven om bij een storing de uitgang
sneller te kunnen identificeren.
Wis de vooringestelde naam (Uitgang 01) en geef een ondubbelzinnige naam voor de
uitgang met max. 12 tekens.
De letters en tekens voert u met behulp van het bedieningspaneel in.
.
De toetsen betekenen:
Door nogmaals op de toets te drukken, kunnen de letters resp. tekens gekozen
worden. De cursor springt na ca. 2 seconden op de volgende positie.
Bevestig de wijziging met OK.
13.4. Uitgangstype kiezen
Hier kunt u de eigenschap van de uitgang wijzigen.
In dit menu vindt u ook de mogelijkheid om de centrale op een bepaalde
tijd automatisch te activeren of te deactiveren.
Zie hiervoor de volgende pagina (uitgangstype handmatig).
Kies Type om de uitgang te configureren.
Een overzicht van de verschillende uitgangstypes vindt u in de volgende tabel.
52